Diamantje – Anita Lodewijks

Diamantje – Anita Lodewijks

‘Hoe komen die rode rozen op tafel?’ Met haar rollator schuifelt ze door de kamer.
‘Die heb je gister van pa gekregen.’
‘Dat geloof ik niet, hoor.’ Ze zet haar rollator op de rem, leunt op de tafelrand en buigt zich langzaam totdat ze uiteindelijk op haar stoel zit.
Uit mijn handtas haal ik de foto die ik gisteravond nog heb afgedrukt. ‘Kijk maar, hier geeft pa jou de rozen.’
Ze staart naar de foto. Minutenlang. ‘Ik weet helemaal niet dat die foto is gemaakt.’
‘Toch was je erbij.’
‘Ja,’ ze pauzeert even, ‘ik sta erop.’ Haar vinger glijdt over de foto, eerst langs haar eigen gezicht, dan bij pa. Telkens opnieuw.
‘Kijk, jij zit in je eigen makkelijke stoel.’ Ik wijs de hoge rugleuning aan.
‘En heb ik pa bedankt met een kusje?’
‘Natuurlijk, dat doe je toch altijd?’
‘Dat is waar.’ Opeens levendiger: ‘Hij krijgt veel vaker op een dag een kusje, hoor.’
‘Dat weet ik wel.’
‘Dat kan jij niet weten, want daar ben je niet bij.’
Ze legt de foto opzij, trekt de krant naar zich toe. Meer dan een uur kan ze met dezelfde pagina voor zich zitten en leest hardop steeds hetzelfde artikel.
In de keuken zet ik een kopje thee voor haar. Als ik ermee binnenkom, reikt haar hand naar de bloemenvaas. ‘Van wie zijn die rozen?’ Ze fronst haar voorhoofd, denkt na alsof iets in een laatje is weggestopt dat niet meer open wilt.
Ik zet het kopje op het bijzettafeltje naast haar sta-op-stoel en help haar daarheen. ‘Deze stoel zit veel beter voor je.’
‘Wat voor dag is het vandaag?’ vraagt ze.
‘Woensdag.’
‘Alle dagen zijn hetzelfde voor mij.’
‘Behalve gisteren.’
Verbaasd kijkt ze naar me op.
‘Pa noemde jou toen nog wel zijn diamantje.’
Ze trekt er een gezicht bij alsof ik onzin uitkraam.
‘Echt waar, toen jullie samen de felicitatiekaarten zaten te lezen.’ Ik zie het weer voor me, mijn ouders zittend naast elkaar, geslonken tot twee kleine mensjes, de een fragiel, de ander wat vitaler.
Vanuit haar stoel bekijkt ze de kaarten op de kast die in drie rijen gerangschikt zijn. ‘Goh, ik had gedacht dat we er hooguit drie of vier zouden krijgen. En hoeveel zijn het er nu?’
‘Meer dan dertig.’
‘Hoe kan dat nou? Iedereen is al dood.’
‘Er zijn nog een heleboel neven en nichten.’
‘Hebben die ook meegegeten? Zoveel geld hebben we toch niet?’ Ze friemelt aan haar hoortoestel.
‘We hebben alleen met ons eigen gezin in het restaurant gegeten.’ Ik trek een stoel bij en ga dicht bij haar zitten.
‘En zat pa naast mij?’
‘Tuurlijk, het was toch jullie feestdag.’
‘En was het gezellig?’
‘Heel gezellig, we hadden het allemaal geweldig naar ons zin.’
‘Ik ook?’
‘Jij hebt veel gelachen.’
Het blijft even stil. ‘Ik weet er niks meer van.’
‘Je hebt zelfs nog een liedje gezongen.’
‘Ik?’
‘Ja jij. Van Liesje, die kon dansen als een vlinder.’
‘Dat zong ik vroeger vaak, hè? als ik aan het poetsen was. Nu poets ik nooit meer.’
Ze zingt er opnieuw een paar regels van. Pa komt binnen, kijkt van haar naar mij en glimlacht.
‘En dansen,’ zegt ze, ‘wat heb ik veel gedanst. Kon ik dat nog maar.’
‘Die tijd is helaas voorbij,’ zegt pa en hij gaat naast haar zitten in zijn eigen comfortabele fauteuil. Ze pakt zijn hand. ‘Pa, zie je die rozen op tafel?’
‘Natuurlijk zie ik die.’
‘Ireen zegt dat ik die van jou heb gekregen.’
‘En weet je nog waarom?’ vraagt hij op warme toon, maar zijn ogen drukken verdriet uit.
‘Hadden we ruzie? En moest jij iets goedmaken?’
‘Natuurlijk niet.’ Harder dan ik van hem gewend ben, gaat hij verder: ‘Waarom denk je nou opeens zoiets? Je roept zelf altijd tegen iedereen dat we nooit ruzie maken.’
Ze legt haar handen in haar schoot. Een diepe zucht ontglipt haar. ‘Ik snap er niks van.’
Ik schuif mijn stoel opzij en hurk voor haar neer, leg mijn handen op haar handen. ‘Het was gisteren toch jullie trouwdag.’
Haar ogen dwalen door de kamer alsof de omgeving nieuw voor haar is. ‘Waren mijn vader en moeder er ook bij?’
Pa zegt: ‘Die zijn toch al lang dood.’
‘Mijn vader en moeder?’ Vol ongeloof staart ze mij aan.
‘Pa heeft gelijk, ze zijn al meer dan dertig jaar dood.’
‘Dood?’ herhaalt ze.
‘Je bent zelf al tachtig.’
‘Hoe kom je daar nou bij?’
‘Echt waar.’ Ik krijg pijnlijke knieën en ga verzitten. ‘Ik ben al eenenvijftig en ik ben toch jouw dochter?’
‘Ik heb helemaal geen dochter.’
Ik slik, kijk even op naar pa. Hij wrijft een traan van zijn wang. Ik slik opnieuw en pak haar handen steviger vast. ‘Wie ben ik dan?’
‘Jij bent er eentje van… van…’
‘Dat is toch onze Ireen,’ zegt pa.
Ze zucht. Haar ogen lijken elke dag wat glans te verliezen. ‘Er zit iets niet goed in mijn hoofd, hoor.’ Ze fluistert het bijna.
‘We moeten er maar eens een arts naar laten kijken. In het ziekenhuis,’ zeg ik.
‘Ik ga niet mee, hoor. Dan houden ze me daar.’
‘Welnee.’
‘Ga maar zonder mij. Of willen jullie me kwijt?’ Alsof ze het antwoord niet wil horen, zegt ze kijkend naar de rozen: ‘Het is wel een heel grote bos, hè.’
‘Het zijn er zestig, voor elk jaar één. Daarom was het gisteren toch een klein feestje?’
Er verschijnt een rimpel in haar voorhoofd.
‘We maken het haar veel te moeilijk, Ireen,’ zegt pa, ‘we hadden het over trouwdag en daarom haalt ze er haar ouders bij. Ze leeft dan zestig jaar terug.’ Hij streelt haar wang. ‘Zo is het, hè, mijn diamantje?’
Ze draait haar hoofd naar hem. Die lieve blik voor pa weet ze nog steeds in haar ogen te toveren. ‘Pa en ik. Wij samen. Ik hoef nooit bij je weg, hè pa?’
Hij drukt een kus op haar wang, zegt: ‘Ik hoop het niet.’ Met ogen vol twijfel kijkt hij naar mij.
‘Ik wil alleen maar samen dit huis uit,’ zegt ze. ‘Bij jou in je kistje.’

Diamantje © Anita Lodewijks

Beoordeling Sandra Di Bortolo

Het verhaal Diamantje telt 1.000 woorden en is daarmee het kortste verhaal van de zes finalisten van 2013.

Al snel is duidelijk dat het verhaal gaat over een dementerende vrouw die in gesprek is met haar dochter. Daags na de zestigjarige trouwdag van moeder verbaast deze zich over de mooie bos rozen die op tafel staat. Met behulp van een foto probeert dochter Ireen haar moeder te herinneren aan de voorgaande dag. De foto roept niet de gedachten op die Ireen gewenst had, wel de herinnering aan een ver verleden.

Diamantje is geschreven vanuit het perspectief van dochter Ireen. Het verhaal bevat erg veel dialoog. Dat maakt het verhaal tot een feitelijk relaas zonder diepgaande karakterbeschrijvingen van zowel de dementerende moeder als haar dochter. De emotie van de personages ontbreekt, waardoor het verhaal een beschouwend, observerend karakter krijgt. De lezer zal daarentegen zijn/haar eigen emoties voelen en niet die van moeder of dochter, behalve op één moment: Ireen slikt en kijkt even naar haar vader die op dat moment een traan van zijn wang wrijft. Het is voorspelbaar, maar daardoor niet minder ontroerend. Het verhaal zal voor veel lezers ongetwijfeld heel herkenbaar zijn. Herkenning is een belangrijk aspect om de belangstelling van lezers te wekken.

Beoordeling Anneke Blok

Diamantje’ van Anita Lodewijks is eerder een schets dan een kort verhaal. Een geschreven portret van twee liefdevolle oude mensen. Als de lezer zijn ogen dicht doet, kan hij zo de scene voor zich zien. Het is niet alleen zeer beeldend geschreven, maar ook intens doorvoeld en fijnzinnig. Je begrijpt de berusting van de man, je ervaart de toch enigszins onbekommerde verwarring van de vrouw, je beseft de pijn van de dochter.

De dialoog verloopt vlekkeloos en weerspiegelt ook perfect de verschillende karakters. ‘En heb ik Pa bedankt met een kusje,’ dat is de moeder die zich vermoedelijk nooit zelfverzekerd heeft opgesteld. ‘Ik ben al eenenvijftig en ik ben toch jouw dochter,’ zegt Ireen die haar moeder terug de werkelijkheid in wil trekken. ‘Ik hoop het niet,’ de berustende vader.

Ik heb niet de indruk dat Anita Lodewijks gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om nog veranderingen aan te brengen naar aanleiding van opmerkingen van haar collega Letterspinners. En daar heeft zij groot gelijk in. Het verhaal is gewoon zoals het moet zijn.

Ik wil hier wel even een opmerking plaatsen. Gelukkig heb ik met dementie weinig tot geen ervaring. In hoeverre de dialoog – dan denk ik aan de woordkeus, zinsbouw en de adequaatheid van reageren van de vrouw – geloofwaardig is voor een dementerende, kan ik echt niet beoordelen. En aangezien het verhaal voor een groot deel uit dialoog bestaat, wordt deze beoordeling korter dan gewoonlijk.

Het is gemakkelijk om van dit thema een inktzwart noodlotsverhaal te maken. Met een angstige, argwanende vrouw, een door verdriet en pijn verharde man en een opstandige dochter. De auteur koos voor een andere optie. Zij liet ons zien dat een leven lang opgebouwde liefde een liefde is die blijft. Een keuze die waarschijnlijk meer ontroert dan veel zwartgalligheid. Dit is een echte feelgood story, een herkenbare Anita Lodewijks.

Anneke Blok