24 oktober 1854, Engeland.
Claire bleef staan op de deuropening. Haar vader en moeder, Lord en Lady Addington zaten aan weerszijde van de grote haard. Het hoog oplaaiende vuur was nauwelijks in staat de ontvangstkamer van het oude landhuis te verwarmen. Moeder hield haar ogen gesloten, vader keek met afkeer naar Claire. ‘Je moeder en ik hebben over je toekomst gesproken.’
Ze voelde haar nekharen prikken. Met moeder gesproken? Moeder durfde haar mond niet open te doen als vader in de kamer was.
‘Het wordt tijd dat je gaat trouwen.’
‘Ik houd van geen enkele man, vader,’ fluisterde ze.
‘Je leest verkeerde boeken,’ antwoordde hij met scherpe stem. ‘De leerdichten van Macaulay over het antieke Rome zijn beter dan de goddeloze rommel die jij leest. Het huwelijk dient alleen om de status van het geslacht hoog te houden.’
Vorige maand had hij de roman van Emily Brontë op haar kamer gevonden. Hij had het boek verscheurd en haar drie weken kamerarrest gegeven. Ze antwoordde: ‘Ja, vader.’
‘We hebben met lord Misner uit Newton Abbott gesproken over zijn enige zoon, luitenant Jack Misner, en wij zijn vorige maand overeengekomen dat jullie zullen trouwen.’
‘Nee, vader.’
Hij negeerde haar. ‘Hij is van oud, zuiver adellijk bloed.’
Ze zag haar moeder huiveren bij deze woorden. Ze hoorde de spanning in haar vaders stem.
‘Een betere partij is er niet voor je. Helaas dient hij op dit moment Engeland in de Russische oorlog, maar lord Misner kent de premier persoonlijk en zal erop aandringen dat zijn zoon snel terugkomt.’
‘Vader, ik…’
‘Geen woord meer. Je bent een schande voor de familie. Ga naar je kamer.’
Een schande voor de familie, dat zei lord Addington vaak. Ze wist sinds twee jaar wat hij hiermee bedoelde, maar hij en moeder wisten niet, dat zij op de hoogte was. En dan wilde hij haar laten trouwen met een luitenant van oude adel. Die zou haar verachten en haten als hij de waarheid te weten zou komen. Ze wilde niet haar hele leven in angst zitten voor het moment dat hij haar geheim zou ontdekken. Ze wilde die Jack Misner niet.
Hij diende in de Russische oorlog? Ze lachte grimmig: Als hij daar sneuvelde, was dit hele probleem meteen opgelost. Ze pakte haar tekenspullen en schetste paarden, soldaten, heuvels met vurende kanonnen en ruiters die door de granaten omver gegooid werden. Ze tekende en schilderde goed. Uit haar blouse haalde ze een dennenappel, die aan een groenbruin snoer hing.
22 september 1852, Engeland.
De weg tussen Plymouth and Tavistok was slecht, de koets schokte bij iedere kei en Claire had twee handen nodig om gewoon op haar plaats te blijven zitten. Twee uur, had de koetsier gezegd, die moesten toch al voorbij zijn? Vader en moeder zaten tegenover haar en staarden ieder een andere kant op naar buiten. Buiten scheen de herfstzon over de velden. Claire hield haar gezicht naar het venster gericht en gluurde uit haar ooghoeken naar haar ouders. Waarom leek moeder nog nerveuzer en ongelukkiger dan anders? Waarom waren vaders handen zo strak gesloten dat zijn knokkels wit waren?
Ze herinnerde zich hoe vader gevloekt had, toen het bevel van grootvader was gekomen dat hij al zijn kinderen en kleinkinderen op zijn landhuis in Tavistok wilde hebben. Haar kindermeisje had verteld dat vader en moeder hier voor haar geboorte vaak kwamen, maar in de zestien jaar daarna waren ze er nooit meer geweest. Grootvader was rijk en ze vermoedde dat vader de erfenis van zijn vrouw niet in gevaar durfde te brengen.
De koets minderde vaart. Buiten klonken stemmen. Het luikje voor in de koets ging open en de koetsier boog naar binnen. ‘De weg is verderop versperd, mylord. Een omgevallen boom.’
‘Hij moet weggesleept worden,’ zei lord Addington.
‘Natuurlijk, mylord. Er zijn al mannen mee bezig, maar de wortels zitten nog vast. We kunnen beter omrijden over de Jordanlaan naar Whitchurch, mylord.’
Haar moeder schudde wild haar hoofd, haar vader ademde zwaar. Hij rukte het gordijn naast hem dicht, reikte voorbij zijn vrouw en sloot ook aan haar kant het gordijn. Lady Addington graaide naar het kruis, dat aan een ketting om haar hals hing.
‘Blijf af,’ beval de lord.
Ook Claire liet geschrokken haar hand zakken. Vader stond erop dat ze haar kruisje omhield. Ze herinnerde zich een avond enkele maanden geleden, toen hij haar geslagen had omdat ze een gebaar had gemaakt alsof ze de ketting af wilde doen. Deze weg was nog slechter en de koets bonkte nog harder. Ze viel tegen het gordijn en kreeg een glimp te zien van het woeste land van de Dartmoor: twee lage heuvels, een vennetje ertussen en overal paarse hei.
‘Daar is niets te zien,’ grauwde haar vader. Hij trok met één hand het gordijn recht en gaf haar met de andere een tik. Ze drukte haar schouders tegen de kussens achter haar rug en vermeed zijn blik. Haar moeder snikte.
Het grote landhuis van grootvader stond aan de weg van Tavistok naar Whitchurch te midden van tientallen pachtboerderijen die alle zijn eigendom waren. Het was laat op de avond, de oude man dineerde met zijn kinderen, de kleinkinderen waren naar hun kamers gestuurd. Claire zat op haar bed en staarde in de vlam van de kaars. Een watertje met hei eromheen. Waarom had ze daar niet naar mogen kijken?
Ze stond op en nam haar aquarelleerdoos. Ze streek een vel papier glad en pakte een staafje houtskool. Haar geoefende hand schetste de heuvels en het ven. De kleuren waren slecht te zien in het kaarslicht, op gevoel bracht ze wat randen met groen, bruin en paars aan. Haar intuïtie zei dat dit genoeg was. Genoeg waarvoor? Ze legde haar handen op het papier en dacht de kille nachtwind langs haar nek te voelen.
‘Het kruisje om je hals,’ hoorde ze een stem in deze wind fluisteren. Geschrokken trok ze haar handen terug. Haar handen beefden terwijl ze de halsketting afdeed en achter haar op bed legde. De tekening leek te bewegen, de kleuren werden donkerder en er verschenen sterren boven de getekende heuvels. Ze deinsde terug en sloot haar ogen.
‘Ik probeer je al een jaar te bereiken, maar je deed nooit dat teken af,’ sprak een stem.
Ze sperde haar ogen open. Voor haar stonden een man en een vrouw, spichtig, met heel lange, dunne vingers, puntige oren en gehuld in kleren die op bladeren leken. Claire gilde en duwde meteen haar handen tegen haar mond om de gil te smoren. De man deed een stap naar voren. Ze zag een zwak licht uit zijn groene ogen schijnen. Ze voelde haar hart in haar keel bonken. ‘Ben jij een aes sidhe?’
De man glimlachte. ‘Je hebt van onze verwanten uit Ierland gehoord? Nee, ik ben geen sidhe. Jullie mensen hebben het oude volk uit de heuvels van Dartmoor nooit een naam gegeven. Wij houden ons meer verborgen en zijn gemoedelijker.’
‘Wie zijn jullie? Wat willen jullie?’
‘Ik ben Cyril en dit is mijn oudste dochter Naïrja. Ik wil na zestien jaar eindelijk mijn jongste dochter ontmoeten.’
Ze haalde iets rustiger adem. ‘Ik weet niet wie dat is.’
‘Jij.’
Hij vertelde en zij luisterde. Lady Addington was zeventien jaar geleden gaan paardrijden in de bossen van Dartmoor. Haar paard was gestruikeld en Cyril had haar willen helpen. ‘Ze was ongelukkig. Ze wenste zo graag een kind en lord Addington kon haar dat niet geven. Ik dacht er goed aan te doen die wens te vervullen.’ Hij zuchtte. ‘Ik begreep jullie mensen niet.’
‘Dus ik ben een bastaard, zelfs niet eens helemaal een mens.’ Ze wreef over haar slapen. ‘Dus daarom haat vader me.’
‘Hij haat je moeder ook,’ fluisterde Naïrja.
Pas bij het eerste licht van de nieuwe dag namen ze afscheid van haar. Uit haar zak haalde Naïrja een snoer van gevlochten groene en bruine draden waar een dennenappel aan hing. ‘In je tekeningen zit de magie van het volk van de heuvels, zusje. Hiermee kan je die wekken.’
21 oktober 1854, Rusland.
Een stevige, zuidoosten wind blies regen over het Britse kamp. Twintigduizend infanteristen en cavaleristen hadden hun tenten opgezet ten westen van Aloepka aan de kust van de Zwarte Zee. Luitenant Jack Misner trok zijn uniformjas strak. ‘Ik dacht dat De Krim veel droger was dan Engeland.’
Zijn vriend lachte. ‘Het grootste deel wel, maar hier langs de kust regent het juist vaker.’
‘En natuurlijk zitten wij daar. Allemaal de schuld van de maarschalk.’
Luitenant Brent Spencer keek snel om zich heen. ‘Zulke dingen kan je beter niet over lord Raglan zeggen, Jack.’
‘Als hij na zijn overwinning bij Alsma meteen was opgerukt, had het Russische leger Sebastopel niet meer kunnen versterken. Door zijn geaarzel krijgen we nu een belegering van die stad.’
‘Luitenant?’
Ze keken om, niet wetend wie van hen beiden aangesproken werd. Een adjudant keek naar Jack Misner en salueerde. ‘Twee brieven voor u, luitenant.’
Jack nam de brieven aan en liep naar de achterkant van een tent om uit de regen te staan. Zijn vriend wachtte geduldig tot Jack het papier liet zakken. ‘Vader heeft een verloofde voor me gevonden.’
‘Vraagt hij je instemming met zijn keuze?’
Jack lachte schamper. ‘Hoe kan je dat denken. Van zulk soort nieuwe ideeën moet hij niets hebben, dat is voor burgers zegt hij. Een huwelijk moet titel, bezit en eer beschermen.’
‘Ken je haar?’
‘Nee. Claire Addington. Ik ken zelfs de naam niet.’
Brent floot.
‘Je weet wie dat is?’
‘O, ja. Heel mooi meisje.’
Jack nam hem wantrouwig op. ‘Neem je me nu in de maling?’
‘Absoluut niet. Ze is afkomstig van de oudste adel van het land, net als jij. Maar anders dan jij, combineert zij dat met pure schoonheid.’
Jack haalde zijn schouders op. ‘Ik trouw niet met haar.’
‘Waarom niet? Heb je een ander?’
Jack schudde koppig zijn hoofd. ‘Ze is niets voor mij en dat huwelijk gaat niet door.’
‘Je vader zal alles geregeld hebben voor je terug bent in Engeland. Wat heb je tegen Claire? Vind je haar te min?’
‘We zullen samen ongelukkig zijn. Ik ben niet goed genoeg voor haar.’
Brent grinnikte. ‘Jij niet? Je kletst. Je zult moeten sneuvelen om aan je vaders bevel te ontkomen, dat weet je.’
Jack scheurde de tweede envelop open. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Van het ministerie van Oorlog. Ik krijg de tijd niet om te sneuvelen. Ik moet één november in Jalta zijn om terug te keren naar huis.’
De grootmajoor las de brief van het ministerie met getuite lippen. ‘Eén november pas, luitenant. Dan deel ik u en luitenant Spencer de komende twee weken in bij het 17de regiment lansiers.’
Jack reageerde: ’17de, majoor? Dat ken ik niet.’
‘Onderdeel van een lichte brigade onder generaal Brudenell, de zevende graaf van Cardigan. Hij heeft enkele officieren verloren en moet morgen oprukken. Meldt u vanavond nog bij de adjudant van de generaal.’
‘Waar gaat de lichte brigade heen, majoor?’
De majoor draaide zich half om naar de kaart die achter hem hing. ‘Naar een dorpje waar het Russische leger dreigt door te stoten naar de kust. Balak-iets.’ Hij tuurde op de kaart. ‘Balaklava.’
‘Ben ik dan op tijd terug in Jalta, majoor?’
De man hief zijn handen. ‘Dat is vanaf nu de verantwoordelijkheid van de brigadegeneraal.’
24 oktober 1854, Engeland.
Claire liet de dennenappel boven haar schilderij slingeren en fluisterde de naam van luitenant Jack Misner. De paarden kwamen in beweging, de geur van kruit steeg op van het papier. Een van de ruiters leek haar te zien en strekte zijn handen naar haar uit. Met twee penseelstreken schetste ze de kanonskogel, die hem van zijn rijdier sloeg.
Ze hing het halssnoer terug en haalde opgelucht adem. Terwijl ze haar schilderspullen opruimde, dacht ze aan het gezicht van haar vader als hij zou horen dat de luitenant dood was. Ze grinnikte, knielde naast haar kaptafel en stak haar hand in de smalle ruimte erachter. Ze haalde Emily Brontë’s roman eruit tevoorschijn – geheel onbeschadigd – en ging aan haar bureau zitten.
25 oktober 1854, Rusland.
Een koude, droge wind kwam uit het oosten en blies over het hoogland ten noorden van Balaklava. Russische kanonnen bestreken de weg die door de valleien naar Sebastopel slingerde. Luitenant Misner en luitenant Spencer hadden zich bij ritmeester Morris van het 17de lansiers gemeld en kennisgemaakt met de ruiters.
‘Goed regiment,’ had Jack eergisteren al gezegd.
Ze stonden aan het begin van een brede, ondiepe vallei. De weg liep enkele mijlen rechtdoor en draaide dan naar links naar een lage pas. Russische artillerie stond aan weerszijden op de hellingen en ook op de heuvels voor hen. De ritmeesters van de regimenten waren voor overleg naar brigadegeneraal Brudenell geroepen. Links had de Schotse infanterie een aanval van kozakken afgeslagen en naderde nu de Russische stellingen.
‘Als ze niet sneller oprukken, kunnen de Russen hun kanonnen terugtrekken,’ meende Jack.
‘Wij zouden moeten helpen,’ antwoordde Brent. ‘De ritmeester komt terug.’
Jack keek om en zag Morris in galop aan komen rijden.
‘Heren,’ riep hij zijn officieren. ‘Stel uw pelotons op, de generaal zal de brigade aanvoeren. Maarschalk Raglan wil dat we de kanonnen recht voor ons uitschakelen.’
Brent staarde met open mond de vallei in en bewoog niet.
‘Brent,’ siste Jack.
‘Minstens twee mijl,’ reageerde zijn vriend.
‘Ja. Misschien vijf minuten.’
‘Jack, dit is zelfmoord. We zullen gedurende de hele rit van drie kanten bestookt worden. Eerst moeten de kanonnen links…’
‘Orders van de maarschalk zelf,’ snauwde Jack.
‘Dit bevel is een vergissing of de generaal heeft het verkeerd begrepen.’
‘Engeland verwacht dit van ons. Hef uw sabel, luitenant.’
Brent beefde, terwijl hij zijn paard opdreef, Jack volgde hem met een grimmig gezicht. Brent keek om.
‘Niet doen, dat maakt de mannen onzeker,’ fluisterde Jack onmiddellijk.
Zeshonderd drieënzeventig (*) ruiters reden in draf de vallei in. Stof wolkte op. De zon schitterde op de sabels en lansen.
‘Waarom schieten de Russen niet,’ riep Brent.
‘Te verbaasd over zoveel domheid,’ vermoedde Jack. Hij had de woorden nog niet geroepen of het gedonder van de kanonnen overstemde het gedreun van de paardenhoeven. Hij wierp een blik opzij en zag tientallen rookwolkjes langs de hellingen. Granaten floten langs en wierpen paarden met hun ruiters omver. Mannen gilden en paarden hinnikten. Jack zag de soldaat voor zich in de stijgbeugels gaan staan en uitdagend met zijn sabel zwaaien. Een kanonskogel sloeg zijn borst, armen en hoofd weg en Jack zag de rest van zijn lichaam langzaam opzij glijden.
Jack graaide in zijn hemd en haalde een halssnoer te voorschijn. Hij frommelde het snoer in zijn vuist en duwde het tegen zijn wang, terwijl hij schril floot.
‘Wat doe je?’ gilde Brent. Hij wilde meer roepen, maar staarde met open mond naar een granaat die een pas naast Jack ineens stil in de lucht hing en daarna op de grond tuimelde. Meer Russische granaten kwamen en de vallei werd gevuld met stervende mensen en dieren, maar niets leek Jack en Brent te kunnen raken. De generaal schreeuwde een bevel en de draf ging over in galop.
Minder dan tweehonderd cavaleristen denderden de heuvels aan het einde van de vallei op en lieten hun sabels en speren neerkomen op de Russische kanonniers. De spanning en verschrikking hadden de Britten tot razernij gebracht, hun wapens maaiden door de Russische gelederen.
26 oktober 1854, Rusland.
Het was de ochtend na de slag bij Balaklava. Jack en Brent waren de enige overlevenden van hun peloton. Ze hadden geen tien woorden gewisseld, tot het moment dat Brent vroeg: ‘Wat was dat touw?’
‘Welk touw?’ antwoordde Jack.
‘Ik ben je vriend, Jack. We hebben samen de charge overleefd. Maar ik heb driemaal een kogel in de lucht stil zien hangen. Hoe kan dat?’
Jack tastte in zijn hemd. ‘Een snoer met een kastanje. Dat heb ik van mijn vader gehad.’
Brent schudde zijn hoofd. ‘Dat verklaart niets.’
‘Van mijn echte vader.’
‘Lord Misner…’ begon Brent.
Jack sloot zijn ogen. ‘…heeft bij de slag bij Waterloo een kogel in zijn onderbuik gehad. Hij… Hij kan geen kinderen verwekken.’
‘Wie?’
‘Vader, ik bedoel Lord Misner, is kolonel in Ierland geweest. Moeder deed veel aan liefdadigheid en kwam op de kleinste boerenhoeven.’
Hij zweeg. Brent wachtte even voor hij vroeg: ‘En daar ben jij verwekt? Door een Ierse boer? Je bent een bastaard.’
Jack schudde zijn hoofd. ‘Nog veel erger dan jij denkt. Een Aes sidhe voelde haar gemis en heeft haar getroost.’
‘Sidhe?’
‘Magisch volk dat al in de groene heuvels leefde voor de mensen naar Ierland kwamen.’
‘Duivelskinderen!’
Jack haalde zijn schouders op. ‘Ik heb enkele van hun krachten. Snap je nu waarom ik niet met die Claire kan trouwen. Een jonkvrouw van oude adel.’
Brent staarde hem minuten lang aan. ‘Wees lief voor haar. Gewoon niet over praten, dan hoeft ze het nooit te weten. Je bent een edelman, gedraag je ernaar.’
15 november 1854, Engeland.
Claire stond voor het raam. Buiten lag de tuin van het landhuis er bruin en nat bij. In de verte zag de toren van Basingstoke nog wit van de hagel van eerder die middag. Haar hoofd bonkte. Ze sliep slecht sinds ze het schilderij van de slag had gemaakt. Had ze echt luitenant Misner gedood? Met al haar andere schilderijen had ze iets veranderd, dat ze eerder zelf gezien had, maar ze was natuurlijk nooit bij een veldslag geweest. Was er echt een mens gestorven omdat zij zijn dood getekend had? Haar vingers friemelden nerveus aan haar rok. Een huisknecht kwam de oprijlaan op. Hij was blijkbaar naar het postkantoor geweest, want onder zijn arm had hij enkele brieven en de krant van vandaag voor haar vader.
Achter haar lag de London Gazette al enkele dagen open bij een paginagroot bericht over een veldslag bij Balaklava, waar cavaleristen eeuwige glorie zouden hebben verworven met een woeste charge. De krant sprak over honderden mannen die gestorven waren. In haar nachtmerries was dat haar schuld en Jack Misner was dan een van deze gesneuvelden.
Claire voelde haar maag samentrekken. Ze zou boetedoen hiervoor, ze zou trouwen met wie haar vader wilde, zonder verder te protesteren. Ze veegde in haar ogen en liep naar haar bureau. Ze zocht de tekening van haar halfzus Naïrja en legde haar hand op de dennenappel die onder haar blouse verborgen was.
‘Mijn vader wil me laten trouwen met een luitenant.’
Naïrja knikte enthousiast. ‘Jack is zo’n lieve jongen.’
Claire’s mond zakte open.
‘Vind je dan niet?’ vroeg Naïrja.
‘Ken jij hem?’
‘Ik heb hem natuurlijk bekeken toen ik hoorde dat je met hem ging trouwen.’
Claire voelde een traan in haar ooghoek groeien. ‘Ik heb hem gedood. Misschien.’
Haar halfzusje gaf een hoog jammerkreetje. ‘Claire. De jongen die je vader voor je heeft uitgezocht!’
Claire begon te snikken. Naïrja omarmde haar en maakte troostende geluidjes, maar voor ze meer kon zeggen, werd er op de deur geklopt.
‘Juffrouw?’ zei een stem.
‘Mijn gouvernante,’ fluisterde Claire.
‘Ik ga voor ze me ziet,’ antwoordde Naïrja.
De gouvernante kwam binnen en keek Claire verbaasd aan. ‘U huilt, juffrouw.’
Claire veegde in haar ogen. ‘Het is niets. Wat is er?’
‘Uw vader heeft nieuws voor u, juffrouw.’
Ze was zwijgend met haar gouvernante meegelopen en voelde haar hart in de keel kloppen nu ze voor Lord Addington stond.
‘Waarschijnlijk heb je geen idee waar je verloofde op dit moment voor Engeland vecht…’
‘Op de Krim, vader.’
Hij leek verrast. ‘Mm. En je weet waar dat is?’
‘In het zuiden van Rusland, vader.’
‘Zo, zo.’ Hij trok nadenkend aan zijn neus. ‘Wel, je verloofde was daar luitenant in de lichte brigade van de graaf van Cardigan.’
Haar maag kromp samen. ‘Was, vader?’
‘De lichte brigade heeft roem gehaald met heldenmoed en doodsverachting. Luitenant Misner zal zeker onderscheiden worden door de koningin, als hij straks weer thuis is.’
Leefde hij nog? Ze hoorde nauwelijks wat lord Addington verder zei. Ze wilde lachen en huilen.
‘Luister je wel?’
‘Ja, vader.’ Ze zou de krachten van haar vaderskant nooit meer gebruiken. Ze beet op haar lip. Of misschien wel, maar dan alleen om hem in het geheim te beschermen. Ze nam zich voor zichzelf op te offeren en te zorgen dat Jack gelukkig zou zijn, al kon ze zich nog niet voorstellen hoe dat zou moeten.
‘Zodra hij terug is, maken we jullie verloving bekend.’
22 december 1854, Engeland.
Lord Misner bezat een landgoed aan de Thames ten noorden van Maidenhead. Claire stapte uit de koets die vader, moeder en haar daar had gebracht, en keek rond. Het huis en de tuin waren groot. Bedienden stonden klaar om hun bagage van de koets te halen, lord Misner zelf kwam naar buiten om zijn gasten te verwelkomen.
‘En dit is uw dochter? Welkom, juffrouw. Wilt u meekomen? Dan zal ik u aan mijn zoon voorstellen.’
Hij bood haar zijn arm en begeleidde haar naar de hal. ‘Juffrouw Claire, mijn zoon, luitenant Misner. Jack, dit is Claire Addington.’
Jack kuste haar hand en boog voor haar ouders. Ze stond voor hem en wist niet wat ze moest zeggen. Waarom sprak hij niet tegen haar? Ze gluurde uit haar ooghoek naar hem: zijn gezicht stond strak, zijn mond was samengeknepen. Hij zag haar kijken en wendde snel zijn ogen af.
‘Uw moeder schreef dat u graag schildert, juffrouw Claire,’ zei lord Misner.
Ze schrok. ‘Ja, mylord.’
‘Haar tekenlerares zegt dat ze zeer getalenteerd is,’ zei haar vader.
‘Mijn vrouw tekende ook. Helaas werden haar ogen het laatste jaar voor haar dood steeds slechter. Laat juffrouw Claire de werken van je moeder eens zien, Jack.’
De luitenant stond enkele tellen roerloos voor hij zei: ‘Wilt u misschien meelopen, juffrouw? Hiernaast in de glazenkamer hangen enkele stillevens van mijn moeder en ligt haar laatste schetsboek.’
Ze liepen langzaam langs de tekeningen. Claire maakte opmerkingen over de techniek en de compositie, maar Jack antwoordde alleen met een kort ja of nee. Ze opende het schetsboek, een los blad viel eruit en hij bukte zich om het op te rapen.
Claire keek op hem neer en verstarde. Tussen zijn kraag en nek zag ze een koord van gevlochten groene en bruine draden.
Hij kwam overeind en legde het vel op tafel. Het jasje van zijn uniform was ruim, maar nu ze goed keek, zag ze het twee handbreedtes onder zijn kin opbollen. Claire aarzelde even voor ze haar hand uitstak. Iets dat haast zo groot was als een dennenappel. Hij deinsde terug en werd vuurrood.
‘Wat heeft u daar hangen, luitenant?’
‘Ik weet niet, wat u bedoelt, juffrouw.’
‘Hangt het aan dat groenbruine koord, luitenant?’ Haar vader had deze luitenant uitgezocht, had Naïrja gezegd. Claire besefte opeens dat Naïrja met haar vader natuurlijk Cyril bedoeld had en niet lord Addington.
‘Waar hebt u het over, juffrouw?’ stamelde hij.
Op haar gezicht verscheen een glimlach, die snel breder werd en overging in een grijns. Ze stak een vinger in de hals van haar blouse en trok haar eigen koord net boven de kraag uit. ‘Hierover, luitenant.’
‘De jongelui blijven wel heel lang weg,’ zei lord Misner. ‘Maar misschien wilt u de tekeningen van mijn vrouw ook zien?’
Lord Addington knikte beleefd. Onder de norse blik van haar man had lady Addington de hele middag gezwegen en ze aarzelde even voor ze de twee mannen durfde te volgen naar de glazenkamer. Lord Misner opende de deur. Hij bleef op de drempel staan en keek verbaasd de kamer in. Lord Addington fronste afkeurend, achter hem begon zijn vrouw te glimlachen.
In de glazenkamer stonden Claire en Jack te gieren van het lachen en hielden elkaar vast om niet om te vallen.
(*) Tennyson spreekt in de ‘The Charge of the Ligth Brigade’ over ‘six hundred’ (http://poetry.eserver.org/light-brigade.html ), maar volgens de meeste historici was 673 het juiste aantal (http://en.wikipedia.org/wiki/17th_Lancers#Crimean_War ).{jcomments on}
Beoordeling Sandra Di Bortolo
Engeland, 1854. Hoofdpersonage Claire Addington heeft in de ogen van haar vader de huwbare leeftijd bereikt en zonder omhaal wordt haar verteld dat er al een geschikte huwelijkskandidaat voor haar is uitgezocht. Claire legt zich daar niet zonder slag of stoot bij neer. In verschillende terugblikken verneemt de lezer dat Claire niet zomaar een meisje is, maar de buitenechtelijke dochter van een aes sidhe, een wezen uit de Keltische mythologie. Door gebruik te maken van haar speciale gaven, probeert ze te voorkomen dat ze gedwongen wordt om te trouwen met luitenant Jack Misner. Met behulp van een magische dennenappel probeert zij te bewerkstelligen dat hij sneuvelt op het slagveld in Rusland. Op dat moment weet zij echter niet dat deze uitverkoren bruidegom zelf ook het kind van een aes sidhe is, en om die reden niet met Claire kan en wil trouwen. Tijdens hun eerste kennismaking wordt hun beider afkomst al snel duidelijk, waardoor niets een huwelijk meer in de weg zal staan.
Het verhaal houdt het midden tussen een historisch, een Keltisch en een liefdesverhaal. De schrijfstijl is onderhoudend en zelfs onderbouwd met historische feiten. Beide hoofdpersonages lijken liefdevolle mensen. Toch werpt het gemak waarmee Claire haar verloofde zonder enige terughoudendheid om het leven wil brengen een andere kijk op haar karakter. Dat maakt het lastig om duidelijk te krijgen of de nakomeling van een aes sidhe nu een liefdevol kind is, of juist een kwaadaardig ‘duivelskind’. In een volledige roman is het van belang dat een hoofdpersonage de sympathie van de lezer krijgt, anders zal hij zeker afhaken en dat is natuurlijk nooit de bedoeling.
Feedback Anneke Blok
‘De charge van de lichte brigade’ van Fred Rabouw is eerder een vertelling dan een kort verhaal of een novelle. Een vertelling om naar te luisteren bij een knappend haardvuur rond de kersttijd. Heroïsch, romantisch en met een Happy End. Maar dan moet het verhaal op sommige plaatsen wel wat minder gehaast en fragmentarisch opgeschreven worden. Dan denk ik aan de alinea waarin Cyril vertelt over de verwekking van Claire. Dat kan toch veel plastischer – ook zonder in overbekende details te treden. Ook de irrationele elementen verdienen meer aandacht. Die kogels, laat ze zien hangend in de lucht. Daar is mijn stokpaardje weer: laten zien! Met een wat soepeler verteltrant zal de dialoog ook vanzelf wat levendiger worden, meer de spreektaal benaderen
Als je in een verhaal een bekend boek noemt, moet je de inhoud een rol laten spelen in de gedachtewereld van je hoofdpersoon. Claire leest dit boek juist vanwege haar achtergrond. Heimelijk heeft ze meer affiniteit met de figuur van Heathcliff dan met een adellijke luitenant. En Lord Attkinson verbiedt haar natuurlijk niet voor niets dit boek te lezen, bang als hij is dat haar genetische afkomst sterker zal zijn dan haar opvoeding.
Een paar kleine opmerkingen.
Iemand staat niet op, maar in de deuropening.
Als je iets gehad hebt, ben je het kwijt. Als je iets gekregen hebt, bezit je het nog.
Ik ben geen voorstander van Engelse woorden in een Nederlands verhaal, maar in dit verhaal mag juffrouw best vervangen worden door miss of miss Claire. Temeer daar Lord en Mylord wel worden gebruikt.
Het oorlogsverhaal, de charge van de lichte brigade, is maar een onderdeel van het hele verhaal en zeker niet het hoofdmotief. De charge van de lichte brigade staat ook voor de zinloosheid van moed. Ik denk niet dat Fred Rabouw deze zinloosheid ziet als het thema van zijn vertelling. Persoonlijk zou ik voor een titel kiezen die meer nadruk legt op de relatie van Jack en Claire.
De opbouw van het verhaal is goed. Het steeds wisselend perspectief houdt de aandacht gevangen.
‘De charge van de lichte brigade’ biedt een keur aan heerlijke vertelmomenten. Aan de auteur om het wat smeuïger op te schrijven. In dit verhaal past echt geen zakelijke, minimalistische stijl. Hier is barok nodig met veel bijvoeglijke naamwoorden en sterke emoties.
Anneke Blok