Irma buigt zich over de huizenbijlage van de weekkrant. Het is dus waar, wat ze over Aleida hoorde… Snel leest ze de tekst onder de foto van het jaren 30-huis dat ze zo goed kent. Zó! Bijna vier ton vraagt dat Friese nichtje ervoor. Die heeft geluk. En dat terwijl ze nooit naar haar tante en oom omkeek.
‘Tris,’ roept ze naar haar zoon die met zijn treinbaan bezig is. ‘Kom eens. Ik wil je wat laten zien.’
‘Verdorie, ma. Waarom stoor je me nu? Je weet toch dat ik niet zomaar kan komen als ze rijden. Nu loopt de dienstregeling helemaal in de war.’
‘Het is belangrijk.’
Hij zucht. ‘Door jou vergeet ik om de trein bij station Utrecht Centraal te laten stoppen.’ Hij strekt zijn lange lijf en loopt met houterige passen naar haar toe.
‘Mevrouw Bakema is overleden en nu staat haar huis te koop. Kijk maar.’
‘Dat huis met die krokodillen, die zwarte vleugel en die traplift,’ zegt hij met een neutrale stem.
‘Precies. Hier heb ik op gewacht, Tris. Het is nu of nooit.’
Hij kijkt haar niet-begrijpend aan. ‘Wil jij dat huis kopen?’
‘Nee, dat kan ik niet betalen.’ Ze vouwt de krant dicht en legt hem opzij. ‘Het gaat om iets heel anders. Kom even zitten. Wat herinner jij je nog van meneer Bakema?’
Tris kijkt onwillig langs haar heen.
‘Oom Bauke, weet je wel?’
‘Hij is al lang dood.’
Ze knikt. ‘Hij overleed in december 2001. In de vakanties mocht je altijd met mij mee als ik ging schoonmaken. Dan deed Bauke leuke dingen met jou. Daar weet je toch nog wel iets van?’
Hij kijkt haar aan. ‘Jawel. Dan mocht ik op zijn vleugel spelen. Soms gingen we een ijsje kopen en naar de schepen kijken. En als mevrouw Bakema er niet was, mocht ik met haar traplift spelen. Dan deed ik net alsof ik in die Zwitserse tandradbaan zat die ik op tv gezien had.’
‘Ja, dat vond je leuk.’ Hij oogt rustig. Het lijkt haar wel een goed moment, al weet je nooit zeker hoe hij zal reageren. ‘Oom Bauke was altijd aardig tegen jou, hè?’
‘Maar mevrouw Bakema niet. Van haar mocht ik hem geen oom Bauke noemen. Omdat ik geen familie was. Ze kregen er ruzie over. Hij won. Zij keek me streng aan en zei: Als je mij maar geen tante
noemt. Voor jou ben en blijf ik mevrouw Bakema.’
‘Dat heb ik nooit geweten.’
‘Ze mocht mij niet. Omdat ik anders ben.’
Hij zegt het alsof het om een onbelangrijk feitje gaat, maar zijn arm schuift onrustig heen en weer.
Ze neemt zijn hand in haar handen. ‘Zo moet je niet denken, jongen. Je bent helemaal goed zoals je bent. Aleida Bakema was een moeilijk mens, het leek wel alsof ze niet in staat was om van iemand te houden.’
Tristan trekt zijn hand terug. ‘En toen was oom Bauke ineens dood. Zijn kist was net zo glanzend zwart als zijn piano. Toen ze hem lieten zakken, moest jij huilen en later in de aula werd je boos. Ik had niks verkeerd gedaan, maar ik mocht mijn appelsap niet meer opdrinken. Je wilde direct naar huis.’
Irma zucht. ‘Dat je dat nog allemaal weet. Je was nog geen 10. Bauke was 53 en kerngezond. Tijdens een kerstconcert kreeg hij een hartstilstand.’
Tristans ogen worden groter. ‘Viel hij voorover, met zijn hoofd op de toetsen? Zo van bam! Of zakte hij van zijn kruk met een plof op de grond?’
‘Ik was er niet bij. Maar toen ik het hoorde, was ik heel verdrietig. Bauke betekende veel voor mij. Ook voor jou was hij niet zomaar iemand. Nu mevrouw Bakema dood is, kan ik het wel aan je vertellen.’
Hij slaat zijn armen over elkaar en buigt zijn hoofd. Vanonder zijn gefronste wenkbrauwen kijkt hij haar aan.
‘Bauke hield veel van jou. Dat komt… Hij was je vader.’
Met een ruk gaat Tristan rechtop zitten. ‘Hoe kan je dat nu zomaar zeggen, ma? Nu weet ik niet meer hoe ik hem moet indelen. Als meneer Bakema, oom Bauke of als mijn vader. En ik vind het ook heel erg dat je me een leugen vertelde. Je wist dus al die tijd wél wie mijn vader was.’ Het één kant op wiebelen van zijn hoofd wordt heftiger. Hij legt de handen op zijn oren. ‘Ik haat leugens! Want dan weet ik niet waar ik aan toe ben.’
‘Sorry, lieverd. Maar ik moest het geheim houden. Ook toen Bauke overleden was, kon ik het aan niemand vertellen. Veel mensen begrijpen zoiets niet. Ze zouden slecht over hem denken, en dat wilde ik niet.’
Het wiebelen gaat over in een rustiger knikken.
‘Jij hebt zijn kleur ogen. Waarschijnlijk vermoedde mevrouw Bakema dat je zijn kind was. Toen ik haar na de begrafenis een hand wilde geven, zei ze dat ik niet meer bij haar mocht komen schoonmaken. Zogenaamd omdat ze mij niet meer kon betalen van haar weduwepensioen. Ze was niet arm hoor, dat huis was van haar, dat had ze geërfd. Als alleenstaande moeder met een uitkering kon ik het geld dat ik bij haar verdiende goed gebruiken. Maar het ergste was dat ik nu niet meer kon doen wat Bauke zo graag wilde. Voor jou.’
‘Voor mij?’
‘Ja. Vanaf dat je geboren was, legde hij stiekem geld voor je opzij. Op je 18e verjaardag zou je het krijgen. Hij gaf thuis pianoles en vroeg daar honderd gulden per maand voor. Een deel daarvan verstopte hij in de bijkeuken. Boven de wasmachine zat in het plafond een onopvallend luikje. Dat kon je naar boven duwen en dan iets op de bovenkant van het plafond leggen.’
‘In die bijkeuken verstopte ik me altijd voor de krokodillen als ze wakker werden. Achter de wasmachine en onder de cv-ketel. En stond ook een trapje dat ik dan voor me zette.’
‘Door haar vergroeide rug durfde Aleida niet op een trapje te staan. Jouw geld lag daar veilig. En hopelijk ligt het er nog. Niemand weet ervan en het is jouw geld. Als Bauke iets zou overkomen, moest ik het wegnemen. Maar die kans kreeg ik niet. Mevrouw Bakema had geen behoefte om ons nog te zien, zei ze op de begrafenis. Ze vroeg de sleutel terug. De aula was hartstikke vol, veel leden van het orkest waren met hun partner gekomen. Toen ik die sleutel van mijn bos haalde, voelde het of ik me definitief van Bauke losscheurde. Ik wilde zo snel mogelijk naar huis, voordat iedereen kon zien hoe moeilijk ik het daarmee had.’
Met zijn wijsvinger volgt Tristan de lijnpatronen in het tafelkleed. Alsmaar dezelfde beweging. ‘Waarom mocht niemand weten dat ik zijn zoon was? Schaamde hij zich voor me?’
‘Och, nee. Hij was juist trots op je. Maar hij was al getrouwd toen jij geboren werd. Sommige mensen gaan dan scheiden, maar hij kon zijn van hem afhankelijke vrouw niet in de steek laten en kiezen voor zijn eigen geluk. Ik begreep dat wel. Hij dacht altijd eerst aan een ander en was heel plichtsgetrouw. Juist dat zorgzame vond ik zo lief in hem. Als je trouwt, beloof je dat je altijd bij elkaar blijft. Ook als je verliefd wordt op iemand anders. We schrokken wel even toen ik in verwachting bleek te zijn, maar je was absoluut welkom.’
Tris kijkt naar buiten. Irma beseft dat ze beter kan ophouden met ratelen, maar de woorden laten zich niet langer meer verbergen. ‘Bauke was erbij toen jij geboren werd. Hij was zo gelukkig! Hij wilde altijd al graag een kind en vroeg of ik je Tristan wilde noemen. Dat is een moedige ridder uit een opera van Wagner. Zijn lievelingscomponist.’
‘Oké. Maar nu moet ik echt terug naar mijn treinen.’
‘Eh. Ja. Ik ben ook wel aan koffie toe. Zal ik voor jou warme chocolademelk maken?’
‘Met slagroom?’
Met twee mokken loopt ze even later de kamer weer in. Tristan zet een ontspoorde loc op de rails. Het ontroert haar hoe zijn grote handen, die vaak wilde bewegingen maken, zo teder en precies kunnen werken. Hun zoon is tot meer in staat dan je denkt. Hun, niet haar… Nu Tris het weet, voelt hij pas echt van hen samen. Het oplaaiende geluksgevoel smoort al snel in een schrijnend gemis. Gaat dat verlangen dan nooit eens over? Juist nu zou ze Baukes armen zo graag om zich heen voelen. Zeker tien jaar duurde het na zijn dood, voordat ze weer een beetje zichzelf werd. Ze benijdde Aleida, die beklaagd en getroost werd. En haar pijn kon delen. Ze zet de mokken op een bijzettafeltje en trekt een stoel dichtbij. ‘Ik heb een plan, jongen. En daar heb ik jouw hulp bij nodig. Luister…’
Samen met Tris en de makelaar stapt Irma het te koop staande huis binnen. In de gang wordt ze omarmd door de bijna vergeten geur van vochtige muren en geboend hout. Het voelt vreemd om na meer dan twintig jaar hier weer te zijn. In het huis waar iedere steen een herinnering oproept.
De makelaar wijst op de authentieke tegelvloer. De zwarte randen hebben witte driehoeken waarin Tristan krokodillentanden zag. Het tikken van haar stok klinkt hol in de bijna lege hal. Angstaanjagend hol. Tristan loopt zo ver mogelijk van de randen vandaan en houdt zijn handen op zijn oren. Hij zegt niets, zoals ze hem gevraagd heeft. Bauke zou ook trots op hem zijn. ‘Mocht hij muzikaal zijn, zal ik ervoor zorgen dat mijn zoon een instrument kan aanschaffen en een opleiding kan volgen aan het conservatorium,’ had hij na zijn geboorte gezegd. Toen bleek dat dit er niet inzat, maakte hij daar geen punt van. ‘Ik wil dat je het geld gebruikt voor iets waar hij gelukkig van wordt. Hij is intelligent en heeft een grote belangstelling voor voertuigen, wie weet leert hij in de toekomst met zijn beperkingen omgaan en brengt hij het nog eens tot piloot of zo.’ Die droom was te hoog gegrepen, maar het lukte Tristan wel om als dagbesteding te werken bij de Stichting Stoomtreinen. Het mooiste was als hij een trein mocht besturen. Het samenwerken met de vrijwilligers kon hij doorgaans goed aan. Zou hij de taak die zij hem nu opgelegd had ook aankunnen?
Ze lopen de kamer en-suite in. De schuifdeuren met het gekleurde glas in lood worden getoond. Bauke sloot die altijd als hij pianoles gaf. Of als Tristan er was. Dan trokken ze zich samen in de achterkamer terug en mocht Tristan net zo lang en vals op de vleugel spelen als hij wilde. Hier ook was het tussen Bauke en haar begonnen. Die dag dat Aleida in het ziekenhuis lag. Ze had verwacht dat er iets zou zijn dat haar had tegenhouden, iets van een besef dat ze over een verboden grens gingen, maar het voelde of ze thuiskwam. Na die keer was er geen weg terug meer geweest. De pootafdrukken zijn nog zichtbaar in het tapijt. ‘Daar stond een vleugel,’ licht de makelaar toe. ‘Die domineerde de kamer en heeft onze styliste in overleg met de erfgename al verkocht.’
Ze gaan naar de keuken. Irma vult haar longen en laat de lucht langzaam ontsnappen. Ze wijst met haar stok op een deur. ‘Wat zit hierachter?’
‘Een ruime was- en cv-ruimte. De vrij recent geplaatste combiketel levert tevens tap- en douchewater.’ Hij laat Irma naar binnen gaan. ‘Het rookgasafvoerkanaal is ook vernieuwd.’
Haar blik vliegt omhoog. Waar is het luikje? Het was toch in die hoek, of niet? Het plafond lijkt gewit te zijn. Ze wordt duizelig en kijkt snel naar de grond. Zouden de monteurs of de schilder het geld gevonden hebben? Hoe kon ze ook zo naïef zijn om te denken dat er in al die jaren niks veranderd zou zijn? Het zweet breekt haar uit en ze is blij dat ze de ruimte kan verlaten. Ze kijkt naar Tristan. Hij wiebelt met zijn hoofd. Vanmorgen bij het ontbijt zei hij: ‘Ik doe straks niet meer mee met het spel, ma. Ik vind het té spannend en je weet dat ik dan vergeet wat ik moet doen. En dan loopt het spel door mijn schuld helemaal in de war.’ Hopelijk werkt het rustgevende pilletje.
‘Dan nu de bovenverdieping.’ De makelaar kijkt naar haar stok. ‘Wilt u gebruikmaken van de traplift? En tot Tristan: ‘Dat mag u natuurlijk ook.’ Tristans ogen gaan glanzen. Zij heeft er nooit op willen zitten, dat was te veel het domein van Aleida. Maar nu kan ze er niet onderuit. Tristan gaat eerst. Hij klapt snel en zacht in zijn handen als hij omhooggaat.
Als ze boven alles gezien hebben en weer beneden zijn, vangt ze Tristans blik en geeft hem het afgesproken seintje. Ze draait zich naar de makelaar. ‘Ik zou graag nog even de schuur en de tuin bekijken. Ik krijg binnenkort een scootmobiel en die wil ik in de schuur stallen en opladen als dat kan.’
‘De schuur… Die staat momenteel wel erg vol, onze styliste-‘
Tristan onderbreekt hem. ‘Ik moet heel nodig naar de wc, ma. Ik kan het echt niet meer ophouden.’
‘Hè, vervelend. Zou mijn zoon gebruik mogen maken van het toilet?’
‘Natuurlijk. Ik weet alleen niet of er nog toiletpapier is.’
‘Hij heeft papieren zakdoekjes in zijn rugzak.’
Irma haast zich niet. Ze neemt kleine stappen, waarbij ze zwaar op de stok leunt die ze niet nodig heeft. Tristan had moeite met dit spelonderdeel, omdat het eigenlijk een leugen was, net als zeggen dat je een scootmobiel krijgt. ‘Dat hoort bij een rollenspel,’ had ze uitgelegd. ‘Daarbij doe je net alsof je iemand anders bent. Jij speelt een slimme speurder die net doet alsof hij nodig naar de wc moet en ik speel een kijker die moeilijk loopt.’
‘Weet u de juiste maten van de tuinpoort?’ vraagt ze aan de makelaar.
‘Nee, maar in mijn auto ligt een distometer, ik haal hem wel even.’ Hij draait zich om en loopt al naar de keuken.
‘Niet nodig,’ roept ze snel. ‘Kijk, ik heb een rolcentimeter meegenomen.’
‘Daar kan het ook mee.’ Hij gaat meteen aan de slag. Op haar verzoek meet hij ook de breedte van het tuinpad. Dan opent hij de schuur. Er staan inderdaad allemaal spullen die het huis te vol maken in de ogen van de styliste. Of te persoonlijk zijn. Boven op een ingezakte poef ligt de ingelijste foto die op Baukes kist stond. Lachend kijkt hij in de camera. Ze hapt naar adem. Wat zou ze die foto graag meenemen! Hij mag niet naar de vuilstort, die foto behoort haar toe. En Tristan. De makelaar maakt het stopcontact vrij waar ze haar scootmobiel kan opladen als zijn mobieltje overgaat. Hij kijkt op het scherm. ‘Sorry, maar ik moet dit gesprek even opnemen.’ Hij gaat naar buiten en staat met zijn rug naar haar toe. Snel stopt ze de foto van Bauke in haar tas. De makelaar draait zich om, bergt zijn mobieltje weg en laat het stopcontact zien. Het gaat allemaal vlot. Te vlot.
‘Ik zou ook graag de brandgang bekijken en zien waar hij op uitkomt.’
Geduldig loopt hij mee. In gedachten ziet ze Tristan bezig. In zijn rugzak zit een zaklamp en een inklapbaar opstapje, voor het geval er geen trapje zou staan. Als hij nu maar niet vergeet om de wc door te spoelen, als ze de keuken weer binnenkomen. Laat het goedgaan, laat het goedgaan, als een bezwerend mantra herhaalt ze de woorden en legt haar hand daarbij op haar tas.
Achter hen klinken snelle voetstappen en de opgewonden stem van Tristan. ‘Ma, ma!’ Hij kijkt angstig. ‘Ik was je kwijt. Je had moeten zeggen dat je de tuin zou verlaten. Nu wist ik niet waar je was!’
‘Je hebt gelijk, sorry. Maar het is al goed, toch? Je hebt me gevonden.’
Zijn gezicht ontspant. Hij glimlacht trots. ‘Ja, ik ben een slimme speurder. Ik ben klaar. Gaan we nu naar huis?’
Pas als Irma de gordijnen gesloten heeft, durft ze de inhoud van de rugzak te bekijken. Ze ontspant als ze al die honderdjes op tafel ziet.
‘Het was een makkie,’ zegt Tristan. ‘Het geld zat in een schoenendoos. Ik kon het zo in mijn rugzak kiepen.’
‘Je bent geweldig!’
Ze maakt stapels van vijftig briefjes van honderd gulden die Tristan in enveloppen stopt. ‘Het meer dan ik verwachtte, Tris. In die bijna tien jaar heeft hij 442 honderdjes voor je gespaard. Dat zijn er zo’n vier per maand. En kijk eens wat ik nog meer heb.’ Uit haar tas haalt ze de foto van Bauke. Ze veegt het stof met haar mouw weg en drukt een kus op het glas. Dan geeft ze de foto aan Tristan. ‘Zoek hier maar een mooi plekje voor. Je vader zou ook trots op je zijn, je bent een superspeurder!’
Tristan glundert.
‘Irma rekent het bedrag om op een ouderwetse calculator. Het is ruim 22 duizend euro.’
Daar kun je wel een auto voor kopen.’
‘Dat zou kunnen. Maar daar hebben we niets aan, zonder rijbewijs. Het is jouw geld. En je vader wilde dat je er iets van zou kopen dat je heel graag wil hebben.’
‘Dan wil ik die gouden Märklin locomotief, type Krokodil die we op die modelspoorbeurs zagen. De echte is in 1919 gaan rijden voor de SSB. Over de steile hellingen van de Gotthard. Dat was een heel sterke loc.’
‘Weet je nog wat die kostte?’
‘De fabriek maakt ze helaas niet meer, maar tweedehands zijn ze nog wel te koop voor rond de 2500 euro. Er zitten onderdelen in van 24-karaats goud.’
‘Dan gaan we die kopen.’
‘Joepie.’ Hij klapt snel in zijn handen.
‘Een deel kunnen we op je spaarrekening zetten, want er komt een tijd dat ik er niet meer ben en dan heb je nog wat zakgeld achter de hand. Maar ik heb nog een idee. Je houdt toch zo van treinen, vliegtuigen en boten? Wat dacht je van een cruise op de Middellandse Zee? Dan gaan we met de trein naar Schiphol, stappen in een vliegtuig naar Marseille en gaan van daaruit een cruise maken op zo’n groot, wit schip. Je mag dan net zoveel taart en ijsjes eten als je wilt. Er is ook een bioscoop en een zwembad. En wie weet mag je ook wel even bij de kapitein op de brug kijken.’
Tristan heft zijn rechterhand. ‘Stop, ma. Nu niets meer zeggen. Anders kan ik vanavond niet slapen.’
Ze kijkt op de klok. ‘Als ik opschiet, kan ik nog naar de bank. Ik heb liever niet zo veel geld in huis.’
De volslanke, al wat oudere bankmedewerkster is gebruind. Echt iemand die net terug zou kunnen zijn van een cruise. Ze werpt een blik op de enveloppen. ‘Ik zou u graag helpen, maar banken hebben geen contant geld meer. En geldautomaten accepteren geen guldenbiljetten voor storting op eigen rekening. U kunt ze nog wel inwisselen bij de Nederlandsche Bank, in Amsterdam.’
‘Zoiets las ik ja, maar kan dat echt niet dichterbij?’
Ze schudt haar hoofd. ‘U moet ook eerst een aanvraag doen voor goedkeuring.’
Irma zet haar voeten wat verder uit elkaar. ‘Moet dat echt? Ik heb enkel een simpel mobieltje, geen computer, of scanner.’
‘Met de aanvraag kan ik u helpen. Eventueel ook bij het inscannen van documenten. De bank in Amsterdam controleert eerst of u aan de voorwaarden voldoet. Daarna neemt ze contact op en nodigt ze u uit voor een gesprek.’
‘Waarom, waarover?’
‘Ze zullen vragen stellen over de herkomst. Hoe u die biljetten verkregen hebt. Waarom u ze pas nu wilt inwisselen.’
In haar oksels prikt het zweet.
‘Dat gaat ze toch allemaal niks aan? Er bestaat toch zoiets als een bankgeheim?’
De dame heft haar handen met de palmen naar boven. ‘Banken moeten zich houden aan regels om witwaspraktijken te voorkomen. Daar kan ik niks aan doen.’
‘Maar… Mijn zoon heeft dit geld geërfd van zijn vader.’
‘Hebt u daar een bewijs van? Een vermelding in het testament, of een handgeschreven verklaring?’
Irma schudt haar hoofd. Had ze nu maar niks gezegd. Straks wordt ze nog verdacht van diefstal.
‘Hebt u een kopie van de aanslag erfbelasting?’
‘Erfbelasting?’
Met iedere zin ziet ze het cruiseschip zonder haar en Tristan verder in de mist verdwijnen. Ze mag nog blij zijn als ze er geen gedonder mee krijgt. Wat nu, Bauke? Hoe ga ik hem dit in godsnaam vertellen? Ik mag niet falen, niet nu jij en onze zoon zo je best hebben gedaan.
‘Er moet toch een oplossing voor te vinden zijn?’
‘Zeker bij zo’n groot bedrag wordt het lastig en moet u met een goed verhaal komen.’
‘En als ik dat niet kan?’
De vrouw haalt haar schouders op en kijkt haar meewarig aan.
De grond verandert in verstikkend drijfzand, ze moet zich aan de balie vastgrijpen om niet weg te zakken.
De honderdjes van meneer Bakema © Barbara Joy
Beoordeling
Elk jaar worden de vijf beste verhalen van LetterSpinsels (op basis van de puntentelling) beoordeeld door een onafhankelijk jurylid die de winnaar van de LS-literatuurprijs kiest. In 2023 was het jurylid Mariël Hacking. Dit is haar beoordeling van De honderdjes van meneer Bakema.
Dit is een spannend verhaal over liefde, teleurstelling en het verlangen te compenseren voor tekortkomingen.
Irma woont alleen met Tristan, haar autistische, volwassen zoon. Hij is het resultaat van een buitenechtelijke relatie met Bauke, de man van het echtpaar bij wie Irma in dienst was als schoonmaakster. Het was een liefdesrelatie en ondanks het feit dat Bauke getrouwd was, ontstond er een warm contact tussen vader en zoon. Bauke kon zijn huwelijk niet verlaten maar wilde een goede toekomst voor Tristan en legde daarom jarenlang geld opzij voor zijn zoon. De honderdjes die hij bijverdiende met het geven van pianoles verstopte hij boven het plafond van de cv-ruimte in zijn huis. Alleen Irma wist hiervan.
Toen hij zo’n twintig jaar geleden plotseling overleed werd Irma ontslagen als schoonmaakster en kon zij het huis niet meer binnen en dus ook niet bij het geld dat voor haar zoon bedoeld was. Nu Baukes vrouw overleden is staat het pand te koop en maakt Irma een plan om met een makelaar het huis te bezoeken en de jongen ‘zijn’ honderdjes te laten stelen. Dit doet ze slim en dat moet ook wel, want Tristan gedraagt zich in vele opzichten als een kind. Het plan lukt. Ze komen thuis met meer geld dan verwacht en ze belooft haar zoon een cruise, een modeltrein, wat hij maar wil. Het verhaal eindigt bij de bank. Een nerveuze Irma krijgt te horen dat de honderdjes te oud zijn om in te wisselen. Dat kan alleen bij een speciale bank en ze moet kunnen aantonen waar ze vandaan komen. De goede bedoelingen van de vader lijken in het water te vallen. Hij heeft tijdens zijn leven niet voor zijn zoon kunnen kiezen, en nu mislukt ook de intentie om na zijn dood iets voor hem te kunnen betekenen.
Op het eerste gezicht is dit een spannend verhaal met een duidelijk doel; de honderdjes te pakken zien te krijgen en Tristan te geven waar hij recht op heeft. De schrijver gebruikt verschillende technieken om de spanning op te bouwen en vast te houden. Dit is heel knap gedaan. Geen enkel moment verslapte mijn aandacht. Dit komt ook doordat de personages geloofwaardig en sympathiek zijn. De relatie tussen Irma en Tristan is prachtig neergezet. Je voelt de liefde en de delicate zorg en ook de bekwaamheid van Irma om met haar zoon om te gaan. Het blijkt dat ze daar een meester in is, want ze weet hem zover te krijgen dit plan succesvol uit te voeren. Dit vereist zorgvuldig plannen, iets waar Irma (en daardoor de lezer) duidelijk plezier in heeft.
Op een dieper niveau, en dat is eigenlijk voor mij de kern van het verhaal, zit er een sterkere drijfveer achter deze reddingsactie van de honderdjes. Namelijk haar verlangen om de jongen eindelijk iets te kunnen geven dat enigszins het gemis en de afwezigheid van een vader compenseert. Tussen de regels door voelen we een vrouw die zichzelf er krampachtig van probeert te overtuigen dat de man van wie ze hield niet anders kón. Maar de pijn dat hij niet voor haar en voor haar zoon koos, is voelbaar in de koppigheid waarmee ze dit project onderneemt en waarmee ze zijn (niet-) acties verdedigt. De teleurstelling die Irma voelt over het mislopen van de honderdjes gaat verder dan het gegeven dat ze de beloftes van een cruise niet kan waarmaken.
Dit is een origineel verhaal over teleurstelling en hoop. Het is goed uitgevoerd en leest als een trein. De personages zijn overtuigend en de verhouding tussen moeder en kind zijn voortreffelijk weergegeven. De slotzin had wat mij betreft niet gehoeven. Het drama ervan ontkracht de subtiliteit van de rest van het verhaal. En dat is jammer!