De laatste keer – Ate Vegter

De laatste keer – Ate Vegter

Rond zeven uur werd het altijd wat drukker in het café. Hij liep naar de bar en bestelde twee witte wijn met ijs. Vanuit de keuken klonk luid gesis alsof er een biefstukje werd gebakken. Hij keek om het hoekje en zag de kok aan het werk, maar of het biefstuk was kon hij niet zien. De wijn werd voor hem neergezet. Terwijl hij terugliep naar het tafeltje in de hoek, trok de kou van de glazen in zijn handen. 
‘Heb jij eigenlijk ook idealen?’ vroeg ze, nadat ze op hun gezondheid hadden getoost. Idealen? Wie had nog idealen tegenwoordig?
‘Zie ik er zo ambitieus uit?’
‘Nee, maar je kan toch ergens van dromen, ergens gelukkig van worden, of jaloers zijn op iets dat andere mensen hebben?’ 
‘Idealen hebben weinig met bezit te maken, maar weet je wat ik wel heel leuk zou vinden? Ken je die driewielers van Vespa met zo’n laadbakje achterop?’
‘Met een oud mannetje erin, dat je op het fietspad van de sokken rijdt?’
‘Precies, die zou ik dus willen hebben. Als ik oud ben natuurlijk, anders is het geen gezicht, máár hij moet groen zijn en ik heb dan een heel lieve hond, die met z’n kop uit het raam voorin mag zitten. Achterin ligt dan allerlei onduidelijke rommel, waar niemand nog wat aan heeft.’
Maartje keek hem aan en lachte: ‘Heel mooi, Erik, maar waar zit ik dan, als die hond naast je zit?
‘Jij, lieve schat? Weet je nog dat ik vertelde dat ik oud zou zijn? Dus het zou mij verbazen als jij aan mijn zijde zou zijn, je bent al zo lang dood dat ik er niet meer verdrietig om ben en een Vespa heb gekocht. Wat is er nou? Jij hebt toch Daniël?’
‘Je bent gek. Ik vraag naar je idealen en je laat mij gelijk de pijp uitgaan. En over Daniël moet je het maar niet hebben. Ik ga nu plassen en als ik terugkom zorg je maar dat ik, zo oud als ik ben, naast jou in dat stomme karretje zit en dat die hond achterin ligt.’ Ze stond op en liep naar de wc. Haar rechterhand haalde ze door het lange blonde haar. Het viel hem nu pas op dat de deur naar de toiletten ontbrak. In het gangetje stond een donkere jonge man z’n handen af te drogen. Toen hij naar buiten wilde lopen, botste Maartje tegen hem op.
 
Hij pakte z’n glas, liet de ijsklontjes in het rond tinkelen en nam een slok. De wijn was droog genoeg, maar wel iets te koud. Rondom hem zaten de cafégasten met elkaar te praten of de krant te lezen. Twee meisjes bekeken samen foto’s op een mobiele telefoon. Hij rook vaag de geur van een sigaret. Buiten klonk een sirene. Groen was echt de goede kleur voor zo’n Vespa. Jammer dat hij Maartje zo op stang gejaagd had. Hij had beter iets kunnen zeggen over kinderen en een groot huis, waar iedereen welkom was, maar goed. Zou Maartje echt zo graag naast hem zitten? Dat zou wel wat wezen. Het kon niet meer dan een grapje zijn. Hij kon zich haar nauwelijks oud voorstellen. Hoe moest het dan met haar vrolijkheid? En wat was er met Daniël? Plotseling kriebelden twee koude, natte handen in z’n nek.
‘Ik heb op de mannen-wc geplast. Het was veel te druk bij de dames. Er stond wel iemand bij het urinoir, maar ik was er zo langs. Jullie maken er wel een troep van, zeg. Ik heb hangend geplast. Dan klatert het nog veel meer, wist je dat?’
‘Ik plas meestal staand en dat spettert alleen als je een korte broek aan hebt.’
Maartje trok een vies gezicht.
‘Mannen zouden eigenlijk ook altijd moeten gaan zitten. Zeg, jij plast toch niet wild hè, in die vieze steegjes. Dat vind ik altijd zo goor als ik dat zie en dan die smerige ammoniaklucht.’
‘In de natuur wel. Ik vind het lekker, plassen tegen een boom, maar in de stad doe ik het niet meer.’
‘Vroeger wel?’
‘Alleen als niemand het zag. In Maleisië moest ik een keer naar de wc en daar stonden wel dertig toiletpotten naast elkaar in één grote ruimte. Gelukkig was er niemand. Ik ben nogal preuts in die dingen, hoewel ik thuis of bij vrienden nooit de deur op slot doe.’ 
‘Ik wel, je weet maar nooit.’
‘Wat ben je toch verstandig. Wat is er met Daniël, Maartje?’ 
‘Dat is een groot onderwerp, wacht, dan haal ik eerst even wat te drinken.’
Ze stond op en liep naar de bar. Hij keek naar haar billen en stelde zich voor hoe ze bloot boven de wc hingen, schudde dan zijn hoofd om het beeld te verjagen. Hij kende Maartje al een paar jaar. Af en toe gingen ze samen uit eten, maar nu had hij haar al een tijd niet gezien. Soms haalde hij haar thuis op. Zo had hij ook Daniël leren kennen. Hij mocht Daniël graag, omdat die zo kalm en ontspannen was. Hij werd daar zelf ook rustiger van. Hij keek om zich heen. Vanuit de drukte aan de bar zag hij Maartje naar hem toelopen. Toen ze hem zag kijken begon ze opeens te stralen en ze hief de glazen alsof ze hem iets wilde laten zien. Ze wrong zich tussen de mensen door en ging met een brede grijns zitten.
‘Ik heb wodka besteld.’
‘Voor mij ook?’
‘Ja, want ik heb iets te vieren.’
‘Het is uit met Daniël.’
‘Yes.’
‘En dat maakt jou zo vrolijk dat we nu wodka drinken.’
‘Yes.’
‘En ik mag zijn naam niet noemen.’
‘Hè, doe niet zo flauw, ik wil er niet over praten.’
‘Exit Daniël, maar je wilt er niet over praten.’
‘Nee, want dan word ik verdrietig.’
‘En dat willen we niet.’
‘Nee, want ik ben in een hele goeie bui.’
Hij kon een lichte spot niet onderdrukken. ‘Want je hebt al een nieuw vriendje opgedoken en dat is wat we vieren.’
‘Ja, wat goed van je. Hij is echt leuk, wel iets te oud voor mij, maar nou ja, kijk zelf maar.’ Ze pakte haar tas en haalde een foto uit haar portefeuille. Veertiger, zwarte krullen, aardige vent. 
‘Hoe heet-ie?’ 
Hij hoorde de naam, maar was hem gelijk weer kwijt. Hij mocht Maartje graag en het raakte hem als het niet goed met haar ging, maar nu was ze wel erg vrolijk.
‘… en hij doet iets in de film geloof ik. Geen acteur, maar iets met de productie, reclamefilmpjes en zo. Ken je dat filmpje van die presentator die in onderbroek telefoonabonnementen aanprijst? Heeft hij gedaan. Hij is hartstikke zakelijk…’
Erik kon zich moeilijk concentreren. Het klopte gewoon niet, maar misschien vond hij het wel gewoon jammer omdat hij Daniël zo graag mocht.
‘… voordat ik hem ontmoette ging het echt vreselijk slecht. Ik ben wekenlang niet thuis geweest. Ik heb overal geslapen, wist je dat? En ik bedoel niet dat ik met Jan en alleman geslapen heb, ik moet er niet aan denken… Erik, luister je wel?’
Hij zat steeds dieper gebogen over de tafel. 
‘Toe Erik, wat is er? Wil je al eten? Biefstukje of vis?’
Erik knikte.
‘Je moet kiezen.’
Hij richtte zich op:
‘Ik ga wel even. Jij wilt vis?’ Hij stond op en liep naar de bar. Hij moest z’n gedachten ordenen. Maartje was veel te vrolijk en bovendien had hijzelf de pest in dat ze hem niet gebeld had toen het uit was met Daniël. Jammer dat hij hem nu waarschijnlijk nooit meer zou zien. Terwijl hij aan de bar de bestelling opgaf hoorde hij achter zich het luide gerinkel van een gokkast die uitbetaalde.
 
Ze zaten al een tijdje min of meer zwijgzaam te drinken, het gesprek wilde niet meer echt vlotten. Steeds zat hij te broeden op die ene vraag. Hij wilde haar niet ter verantwoording roepen, maar wilde gewoon weten hoe het gegaan was. Ze had het hem toch kunnen vertellen. Waar was ze bang voor? Hij wist dat Maartje heel goed voor zichzelf kon opkomen en haar eigen beslissingen kon nemen. Daarom was hun vriendschap ook zo bijzonder. Hij knapte er altijd van op als ze weer eens samen naar de kroeg gingen, maar nu merkte hij daar maar weinig van. 
‘Maartje, waarom heb je me niet gebeld toen het uit ging? Je had ook bij mij kunnen slapen.’
‘Ja, dat zou je wel willen. Hè nee, dat is niet erg aardig van mij.’
En terwijl het eten werd gebracht begon Maartje te vertellen.
‘Het begon op m’n werk. Ik heb het laatste jaar zo ontiegelijk hard gewerkt. Ik kon het gewoon niet meer aan. Ik moest en zou dat project met Ehrenbeemd afmaken. Ik heb er echt avond aan avond in gestoken en opeens was het op. Daniël zag dat al lang van te voren aankomen en waarschuwde mij regelmatig. Dat irriteerde me mateloos, want ik dacht dat hij zei dat ik het niet aankon. Hij bedoelde alleen maar dat ik goed voor mezelf moest zorgen. Uiteindelijk werd het me toch allemaal teveel en ben ik met ziekteverlof gegaan. Daniël was gewoon te aardig voor mij, te lief. Hij wilde echt alles doen om me te helpen. Terwijl ik vond dat ik gewoon een schop onder mijn kont nodig had. Toen kwam ik Jules tegen bij Ehrenbeemd. Ik stopte met werken, hij belde me nog een paar keer en opeens wist ik het niet meer. Toen ben ik weggegaan bij Daniël. Ik heb ook Jules eerst met rust gelaten want ik wilde niet zomaar van de een naar de ander, maar ik wist dat ik hem iedere dag wel zou willen zien. Hij is zo gedecideerd. Hij zei precies wat ik wilde horen. En dat ik jou niet gebeld heb – het spijt me, ik wilde je niet ongerust maken, wilde het allemaal zelf doen. Je kent me toch?’ 
Erik schudde zijn hoofd. ‘Ik mocht Daniël. Ik vond jullie een leuk stel, een pittig setje, zoals jij altijd zei. En als je met die Jules gelukkig wordt, vind ik dat ook best maar mij lijkt het niks.’
Het café leek rond zijn hoofd te draaien als een zweefmolen op de kermis. De stemmen om hem heen vervlogen in flarden waarvan hij losse woorden opving.
‘Jezus, Erik, dat mag je niet zeggen, je kent hem niet eens. Ik zal je nog es wat vertellen.’
‘Daar heb je wel gelijk in, maar het zit me gewoon dwars dat je me niet gebeld hebt nadat het uit was met Daniël. Ik mag je graag, ik had je toch kunnen helpen? Nou ja, ik ben blij dat je het hebt uitgelegd. Wacht, ik loop even naar de auto, ik ben zo terug.’ 
 
Hij stond op en liep naar de ingang, waar hij in de deuropening bleef staan. Met genoegen zag hij dat de auto die voor zijn Volvo stond een wielklem had gekregen. Alles balde zich samen in de felle contrasterend gele kleur. Hij grinnikte. Langzaam begon hij te begrijpen waarom ze hem niet gebeld had. Zou hij haar gebeld hebben in eenzelfde situatie? Hij liep naar zijn auto, stapte in en wist nu dat hij niet boos was op haar maar op zichzelf. Ze had haar relatie verbroken en was een nieuw vriendje tegengekomen. Hij was in stilte verliefd op haar, maar had nooit z’n mond opengedaan. Hij had haar nooit iets durven zeggen, haar verleiden, aankijken, aanraken. Hij was altijd de keurige, vriendelijke Erik gebleven, de lafaard, die geen risico durfde te nemen, die liever een glas wijn drinkt dan dat hij de wereld op z’n kop zet door heel even z’n hart te openen. Angst voor afwijzing en pijn. Bewondering voor Daniël die, zo rustig toch, de liefde bedrijft met haar en tegen hem ook nog eens allervriendelijkst is. Boos op Jules, die hij nog niet eens kent, maar hem nu al voorbijstreeft. Het is te laat. Alleen een moord kan de boel nog redden voor E. te A. Hij rommelde in het handschoenenkastje en pakte er een zakmes uit, klapte het open en maakte een paar snelle korte bewegingen door de lucht – tsh tsh tsh – met een zakdoek veegde hij geroutineerd het bloed van het lemmet. Jammer dat hij geen pistool had. Het Parool zou er van smullen: ‘In een vlaag van verstandsverbijstering trok de man een doorgeladen pistool en vuurde diverse kogels af op zijn rivaal. Men vermoedt dat het hier gaat om problemen in de relationele sfeer. Ook de vrouw werd onbedoeld geraakt. Beiden zijn in zorgwekkende toestand naar het ziekenhuis afgevoerd. De verdachte Erik W. is meegenomen voor verhoor.’ Zij samen in het ziekenhuis en hij alleen in de cel, het leek hem geen afdoende oplossing. Hij legde het mes weer terug. Hij kon maar beter weer naar binnen gaan en niet te veel problemen veroorzaken. Als hij nu nog over liefde zou beginnen, dat zou echt niemand begrijpen. Hij zocht tussen zijn cd’s en pakte Gotan Project. Terug in het café bestelde hij koffie bij de bar. Met een cappuccino en een gewone koffie liep hij naar haar toe.
‘Alsjeblieft, cappuccino. Ik heb een cd voor je: Gotan Project. Het spijt me dat ik wegliep. Ik had even tijd voor mezelf nodig. Ik moet gewoon wennen aan het idee dat het uit is tussen jullie.’ Laf, laf, laf! Dat is niet waar het om gaat!
Maartje stapelde de borden op elkaar en schoof ze aan de kant. Ze bekeek de cd en las de namen van de nummers: ‘Epoca, Triptico, Una Musica Brutal, Last Tango in Paris, ja, dat kun je wel zeggen. Eigenlijk ben je gewoon een klootzak dat je zomaar wegloopt terwijl ik hier m’n hart uitstort, maar ja, wel een lieve klootzak. Is die echt voor mij? Dat is toch die cd die je altijd in de auto draait? Dat vind ik echt lief van je.’
Erik gromde zacht. Hij dacht aan het pistool. 
‘Het is gewoon lekkere muziek. Voor jou.’
‘Weet je Erik, ik ben toch blij dat ik het je verteld heb. Jules is echt belangrijk voor mij. En je kunt Daniël gewoon blijven zien als je wilt. Dat vind ik niet erg. Ik moet Jules even bellen, want ik wil zo wel gaan. Hij komt me altijd ophalen als ik in de stad ben. Ik geloof dat hij het niet helemaal vertrouwt als ik alleen naar huis kom, lief hè?’
Erik had er geen behoefte aan nog uit te leggen dat hij haar heel goed in staat achtte om op eigen kracht naar huis te gaan. Hij wilde ook niet aanbieden om haar thuis te brengen, hoewel hij dat vroeger vaak gedaan had. Het was alsof Maartje dat allemaal was vergeten. En hoe kon hij haar nu nog vertellen dat hij altijd van haar gehouden had? Het zou echt nergens op slaan. Het was gewoon te laat. De muziek in het café werd luider en het gesprek moeilijker. Toen Jules even later binnenkwam, schudde hij Erik stevig de hand. Dit was het moment. Nu zou hij de confrontatie aan moeten gaan. Nu zou hij moedig moeten zijn: Dat gaat zo maar niet, Jules. Ik ken Maartje al heel lang en… Hij verwierp de gedachte als bespottelijk. Het pistool was nog beter.  
‘Zo, dus jij bent Erik. Daar heeft ze me al heel wat over verteld. Jullie zijn al lang bevriend toch?’
Hij knikte schaapachtig. 
‘Maartje is lief, zorg goed voor haar.’ De woorden kwamen als bakstenen uit zijn mond. 
‘Dat zal ik zeker doen. Zullen we dan maar gaan, popje?’
Popje! Hij gruwde ervan. 
‘Ja, we gaan. Dag lieve Erik. We zien elkaar gauw weer.’ Ze gaf hem een zoen en ging met Jules naar buiten. Hij keek hen na en liep naar de bar. Op dat moment wist hij dat het voorbij was. 
 
Hij zag Maartje daarna nog een paar keer, maar het was nooit meer hetzelfde. Ze begon zich anders te kleden en praatte alleen nog maar over scripts, geld en dialogen, terwijl ze zelf niet meer werkte. Haar eigen idealen leken volledig overschaduwd door de ambitieuze plannen van Jules. Het deed er allemaal niet meer toe. In de herinnering wordt zelfs bitterheid in melancholie verpakt. Op den duur zagen ze elkaar steeds minder en nog later zag hij haar nooit meer. Maar hij herinnerde zich met gemak elke stembuiging, elke blik en elk gebaar, zoals hij haar vroeger gekend had. En hij zag haar naast zich zitten in de groene Vespa, met achterin een vrolijke, speelse hond, terwijl dat niet eens een herinnering was.
 

De laatste keer                                      © Ate Vegter

Beoordeling Natasza Tardio

Hoewel het thema in dit verhaal een eeuwenoud thema is: de onbeantwoorde liefde, heeft dit het verhaal niet nadelig beïnvloed. Hoewel de zinnen af en toe niet goed doorlopen, met name in de dialogen, wordt de lezer wel meegetrokken in de belevingswereld van de protagonist. 

Wel gebeurt er weinig verrassend in het verhaal, dus het verhaal moet het dan ook echt hebben van de emoties die de protagonist met ons deelt. Deze emoties blijven wat op de vlakte, tot hij in zijn auto zit.

Met betrekking tot het plot: Zelf ben ik nooit echt gecharmeerd van verhalen waarin de lezer opeens aan het eind een blik in de toekomst krijgt, maar het beeld van de kleine groene auto is prachtig gebruikt aan het einde en komt zo weer op een mooie manier terug. 

En hij zag haar naast zich zitten in de groene Vespa, met achterin een vrolijke, speelse hond, terwijl dat niet eens een herinnering was.

Als lezer voelde ik de melancholie. Van alle 6 verhalen vond ik dit de sterkste emotie aan het eind van een verhaal. Het creëerde een gevoel van full circle. Mijn complimenten hiervoor. Mijn persoonlijke mening is echter dat dit niet door middel van een blik in de toekomst had gehoeven en dat het einde dan iets natuurlijker had aangevoeld.

Er zitten wel wat onduidelijkheden in het verhaal. Hieronder enkele:

‘Jij, lieve schat? Weet je nog dat ik vertelde dat ik oud zou zijn? Dus het zou mij verbazen als jij aan mijn zijde zou zijn, je bent al zo lang dood dat ik er niet meer verdrietig om ben en een Vespa heb gekocht. Wat is er nou? Jij hebt toch Daniël?’

Onduidelijke reactie/vervolg in de dialoog. Wie is Daniel en waar komt deze zo plotseling vandaan? Klaarblijkelijk reageert de protagonist op zijn vriendin Maartjes non-verbale communicatie in reactie op zijn woorden, maar dit komt wat gekunsteld over. Beter was geweest om de dialoog te onderbreken na ‘gekocht’, een verduidelijking te geven, waarna de dialoog weer wordt opgepakt.

Bijv.: ‘… en een Vespa heb gekocht.’ Als Maartje hem met een verbijsterde blik aankijkt, begrijpt hij er helemaal niets meer van. ‘Wat is er nou? Jij hebt toch Daniel?’

Ook wilde ik graag nog een opmerking maken over de titel: ‘De laatste keer’. Ik vroeg me af naar welke laatste keer dit verwees. Het kan niet de laatste keer zijn geweest dat de protagonist en de antagonist elkaar zien, want dat is niet het geval. Volgens mij is het de bedoeling dat de titel verwijst naar de laatste mogelijkheid om de liefde van de protagonist aan Maartje uit te spreken. Mijn inziens dekt de titel deze lading dan ook niet. Beter was geweest: ‘De laatste kans’ of ‘Een laatste kans’.

Maar nogmaals: de eindzin en de emotionele lading die deze meegeeft, hoe vaak je deze ook weer leest, heeft veel indruk gemaakt. Een heel groot compliment hiervoor.