Zittend op de kop van een vluchtheuvel herstrik ik de veters van mijn schoenen. Alsof ik bedenktijd nodig heb. Rob hoeft nooit lang na te denken. Hij is veel slimmer dan ik, weet precies wat hij wil. Wanneer hij me beter leert kennen, vindt hij me misschien wel een twijfelkontje. Maar dat zou je ook wel worden met ouders zoals ik heb. Als ik zeker wist dat ze normaal zouden reageren, had ik al lang iets over mijn nieuwe vriendje verteld. Een paar keer wilde ik over Rob beginnen, maar telkens kwam er op het laatste moment een gedachte bij me op die me ervan weerhield.
Ik kijk om me heen. Auto’s passeren me links en rechts, kleine wielen, grotere wielen en zelfs tractorwielen.
‘En?’ had mijn moeder gevraagd. Met het gaasje in mijn mond en de lippen stijf opeen schreef ik op een kladje wat de weekendtandarts had gezegd: ‘Stevig bijten en zo min mogelijk praten.’
‘Dus jij blijft thuis.’
‘Ik blijf helemaal niet thuis. Ik móet dadelijk weg.’ Het knalde eruit. Ik dacht aan Rob met zijn blond golvende haar tot op zijn schouders en aan de kus waarbij zijn tong onrustig tegen mijn lippen bewoog, naar binnen gleed en rondcirkelde in mijn mond.
‘Niks daarvan.’ Zonder op te kijken ging ze verder met het stoppen van een sok.
‘Ik ga wél.’
‘Dat denk ik niet.’
Ik keek naar mijn vader die in zijn luie stoel de krant las. Kwam hij nou maar eens voor me op. ‘Toen pa laatst een kies had laten trekken, ging hij toch ook gewoon werken?’
‘Dat is wat anders. Hij kan zomaar niet thuisblijven.’
‘Ik ook niet.’
‘Pa, zeg jij er eens wat van.’
‘Je hoort wat ma zegt.’
Veel te veel liet hij aan haar over. Ze ging verder: ‘In die rokerige kroeg en dan die koude drank, je zou er een nieuwe nabloeding van oplopen.’
‘Wat een onzin.’
‘In ieder geval blijf je thuis.’
‘En vanavond?’
‘Hou nou eens op met dat gezeur,’ zei pa vanachter zijn krant.
Ik beende de kamer uit, knalde de deur achter me dicht en stampvoette naar boven. Rommelend tussen mijn platen zocht ik ‘I put a spell on you’ van Creedence Clearwater Revival. Ik wilde per se dat nummer opzetten, het stond op de derde plaats in de hitparade. Ma vond het vreselijke muziek. Voorzichtig liet ik de naald op het vinyl zakken en ik draaide de volumeknop helemaal open. Zo hard had ik het nog nooit gehoord. Het deed gewoon pijn aan mijn oren, maar dat had ik er graag voor over. Opeens vloog de deur open, ma stormde naar de platenspeler en drukte hem uit. De naald kraste. ‘Ben je nou helemaal.’
‘Hé, mijn plaat.’
‘Eigen schuld en je blijft vanavond ook thuis. Altijd dat gedram, ik ben het spuugzat. En waag het niet dat ding opnieuw aan te zetten.’ Dreigend hief ze haar vinger op en met boze stappen verdween ze.
Ik liep naar het raam, het liefst zou ik naar buiten klimmen en over het schuine dak naar de regenpijp kruipen. Dan kon ik me daarlangs naar beneden laten glijden. Maar durfde ik dat wel? En wat zouden mijn kleren eruitzien.
Vlak boven mijn hoofd hoorde ik jonge mussen. Ze nestelden elk jaar onder de dakpannen. Mussenouders zeurden vast niet, betuttelden niet, lieten hun kroost zelf hun weg zoeken.
Ik moest zo snel mogelijk dit huis uit. Eenmaal buiten zou het wel lukken. Samen met mijn vriendje op zijn brommer het dorp uit, ver weg van deze plek. Met mijn hoofd tegen zijn rug. Rob… zijn stem die lieve woordjes in mijn oor fluisterde, het onrustige kloppen van zijn hart als ik me tegen zijn borst vlijde en zijn warme lichaam dat me soezerig maakte.
Een brommer in het gangpad bij ons huis. Ik herkende meteen het Zundappgeluid, het zachte geronk en het uitzetten van de motor. Ik haastte me naar de wastafel en haalde het gaasje uit mijn mond. Mijn tong gleed over het wondje. Daar ging de bel al. Zweetdruppeltjes sijpelden van mijn oksel naar mijn zij. Mijn ouders wisten niets van hem. Toch zou ma hem niet voor de deur laten staan, zo goed kende ik haar wel. Maar hoe zou ze reageren als ze hem zag lopen?
Ik hoorde hoe Rob zich voorstelde.
‘Kom binnen,’ zei ze en onderaan de trap riep ze: ‘Bezoek voor je.’
Ik trok mijn strakste ribbroek aan. Als hij pas gewassen was, moest ik op de grond gaan liggen en mijn buik inhouden om hem dicht te ritsen. Hij zat niet echt prettig maar alle jongens en meiden liepen in zo’n broek. Behalve Rob, die kon zo’n strakke broek niet dragen. Ik stiftte mijn lippen en zuigend op een pepermunt ging ik naar beneden.
‘Hoi Rob.’
‘Je kwam niet opdagen. Niks voor jou.’
Rob zat aan tafel, pa nog in zijn luie stoel. Over de krant heen observeerde hij Rob zoals onze leraar Duits doet als hij ontevreden is met een antwoord. Ik ging op de stoel naast Rob zitten en zei: ‘Als mijn eigen tandarts die kies vier dagen geleden fatsoenlijk had getrokken, kampte ik nu niet met een nabloeding.’
‘Ik dacht: ik ga gewoon kijken.’
Ma schonk koffie in, vroeg: ‘Waar werk je, Rob?’
‘Ik zit nog op de L.T.S.’
‘Weleens blijven zitten?’
‘Een paar keer.’
‘Dus geen studiebol?’ Ze had niet eens in de gaten dat ze voor de tweede keer suiker in haar koffie deed.
‘Ik heb vaak in het ziekenhuis gelegen.’
‘Voor je been? Ik zag je daarmee slepen toen ik je binnenliet.’
Hij knikte.
‘Een ongeluk?’
‘Nee, polio.’
‘Kinderverlamming? Was je dan niet ingeënt?’
Hij schudt het hoofd. ‘Mijn oudere broer en zus ook niet, maar die hebben het gelukkig niet gekregen.’
‘Niet zo slim van je ouders.’
‘Ma, hou toch op.’ Af en toe was ze nog erger dan oma. Die kon ook zo reageren en constant vragen op iemand afvuren. Tot op het kleinste detail wilden oma en ma alles weten. Of het nu om iets belangrijks of onbelangrijks ging.
‘Ik mag toch best belangstelling tonen. Misschien is Rob wel mijn aanstaande schoonzoon.’ Ze dacht zeker grappig te zijn met die laatste opmerking. Pa snoof. Ik ergerde me dood, zei:. ‘Wie reageert er nou zo als je iemand voor het eerst ziet?’
‘Laat maar, Renate, ik ben wel wat gewend,’ zei Rob.
‘Waarom hebben je ouders je niet laten inenten?’ Ma weer.
Ik schoof onrustig heen en weer op mijn stoel.
‘In vierenvijftig gebeurde dat nog niet in ons dorp. Dat kwam pas na de epidemie van zesenvijftig. Ik was dus twee en de dokter dacht eerst dat ik griep had.’
‘Dan had je beter later geboren kunnen worden.’
Geen enkele moeder zou zo’n opmerking maken, maar de mijne wel.
‘U hoeft met mij geen meelij te hebben. Ik red me prima.’
Onder tafel gaf hij een vertrouwelijk tikje met zijn schoen tegen mijn voet. Ik keek naar zijn bakkebaarden, naar zijn kin waarop niet alle blonde haartjes waren weggeschoren en naar zijn volle lippen. Gisteravond… Als ik mijn ogen sloot, voelde ik Robs mond weer op de mijne, zijn hand onder mijn truitje.
‘Heb je een kunstbeen?’
‘Schei toch uit, ma.’
Rob speelde met zijn koffielepeltje, tikte ermee op het randje van de beker en merkte op: ‘Geeft niet, Renate.’ En tegen ma: ‘Mensen denken dat wel vaker.’ Hij tikte verder, iets dat ma altijd vreselijk irriteerde. Als ik het had gedaan had ik allang commentaar gekregen. Turend in het lege kopje zei hij: ‘Ik loop in een beenbeugel.’
‘Zo’n ding met ijzeren staven aan weerszijden van je been?’
Hij knikte.
‘Ik zag laatst op teevee hoe een meisje daarmee moest leren lopen. Je moet dan wel doorzettingsvermogen hebben, zeg. Knap, hoor.’
Over de rand van zijn leesbril heen gluurde pa naar ma. Daarna van mij naar Rob en hij bleef naar hem kijken. Zou hij met hem over voetballen willen praten? Hij vouwde zijn krant op en zei: ‘Is de LTS geen vreemde keus voor jou?’
‘Ik doe elektrotechniek.’
‘Sjouwen met wasmachines en teevees zal jou niet meevallen.’
Robs adamsappel bewoog heen en weer. ‘Dat lukt best hoor. Bovendien is er meer in de elektrotechniek.’
‘Onze teevee begaf het gisteravond. Daar kun jij dan wel even naar kijken. Zet hem maar op tafel.’
Ik was sprakeloos. Rob stond op alsof pa iets simpels had gevraagd. Voordat hij ging lopen, reikte zijn hand naar zijn knie om de beugel te vergrendelen. Voorzichtig pakte hij de teevee op, vanuit zijn heup moest hij zijn been bij iedere stap naar voren zwaaien. Het kostte hem meer moeite dan gewoonlijk. Maar wat wil je ook met zo’n grote lompe kast. Rob zette de teevee op het pluchen tafelkleed.
‘Zet hem trouwens maar op de keukentafel, ma wil zulke dingen liever niet op haar kleed.’ Robs gezicht verraadde dat hij baalde, toch tilde hij het toestel weer op. Met een schroevendraaier in zijn hand liep pa achter hem aan. Stel je voor dat Rob hem kon repareren. Ik ging meteen achter hen aan. Ook ma volgde.
Rob schroefde de achterwand open, boog zich voorover en wriemelde met de schroevendraaier tussen draden en printkaarten. Hij frunnikte aan een contactje en merkte op: ‘Ik denk dat ik de boosdoener heb gevonden. Renate, steek de stekker eens in het stopcontact.’
‘Dat doe ik wel even.’ Ma had de stekker al vast, meestal moest ik dat soort karweitjes uitvoeren.
Ik hoorde gezoem. Na een paar seconden verschenen Laurel en Hardy op het scherm.
Ma zei: ‘Dat is snel gebeurd. Daar had pa vast veel langer naar moeten zoeken.’ En aan pa vroeg ze: ‘Zet jij de teevee terug op zijn plaats? Dat is voor jou makkelijker dan voor Rob.’
‘Laat hem dat maar doen.’ Met zijn hoofd gebaarde hij naar mijn vriendje. ‘Ik heb de laatste dagen toch al zo’n last van mijn rug.’
Nooit eerder had ik hem daarover gehoord.
‘Tillen is niet mijn sterkste kant,’ zei Rob toen hij met de teevee door de kamer hobbelde. Ik zag zweetdruppels op zijn voorhoofd en hoe pa elke beweging van hem volgde. Daarna liep pa naar buiten.
‘Laten we met zijn drieën gezellig kaarten,’ zei ma. Ze had de kaarten al te pakken en deelde ze rond. ‘Jokeren vind ik zo leuk. Elke dinsdag doe ik dat met mijn vriendinnen.’
Rob glimlachte naar mij. Ik popelde om een paar minuten met hem alleen te zijn. Eigenlijk moest ik gewoon voorstellen hem mee naar mijn kamer te nemen alsof hij een vriendin was. Maar dat durfde ik niet.
Natuurlijk kreeg ik weer rotkaarten, slechts een of twee prentjes maar wel dubbele tweeën en drieën. Ma spreidde haar kaarten op tafel: ‘Uit,’ riep ze en ze lachte zoals een kind van acht dat een spelletje wint.
Met een stoffige transistor, die hij waarschijnlijk in de schuur had opgeduikeld, stond pa opeens naast Rob. ‘Dit ding doet het ook niet. Of heb jij daar geen verstand van?’
‘Moet dat nu pa?’ vroeg ik.
‘Een paar minuten kunnen er toch wel af?’
‘Het is zondag,’ zei ma. ‘Jij wil hem alleen maar laten werken. En dan nog wel de eerste keer dat hij hier komt.’
‘Nee, kaarten. Daar wordt je wijzer van. Jij altijd met je spelletjes.”
Rob schroefde de radio open en peuterde tussen de ingewanden. ‘Wel heel wat anders dan mijn modelspoorbaan. Mijn grootste hobby,’ glunderde hij en kijkend naar pa: ‘Alles wat bij mijn baan elektrisch kan, probeer ik elektrisch te maken.’
‘Die dingen kosten bergen geld. En wat moet je er allemaal mee?’
Rob wendde zich af. Hij drukte op een knopje en de transistor speelde meteen. Met zijn oor bewegend naar de radio, glimlachte hij naar mij. ‘Du’, van Peter Maffay, de plaat waarop we gisteravond hadden gedanst. Geschuifeld, echt dansen lukte Rob niet, maar schuifelen was ook veel romantischer.
‘Het geluid is niet zuiver. Daar moet je ook nog wat aan doen,’ vond pa.
Jezus zeg, het leek wel of Rob een examen moest afleggen.
‘Dat zal niet meevallen, het is al een oud beestje.’
Ik hoorde iets van lichte irritatie in zijn stem, zo weinig dat het mijn ouders niet eens zou opvallen. Maar Rob bleef kalm. Ik snapte niet hoe hij dat voor elkaar kreeg en was apetrots op hem. Stiekem zou pa hem ook wel bewonderen na alles wat hij vanmiddag van Rob had gezien.
Hij mankte de gang in. Ik volgde hem en zag vanuit mijn ooghoeken hoe pa ons nakeek. Zodra ik de deur achter me had dichtgetrokken, vlijde ik me tegen Rob aan. Zijn vingers speelden met mijn lange haren. Ik wilde helemaal niet dat hij wegging, maar pa had gezegd: ‘Geen kostganger aan tafel. Niks ervan.’ Mijn vriendinnen mochten vaak wel blijven eten.
Langzaam streelde Rob mijn blote armen. Ik keek naar hem op, tekende met mijn vinger een hartje naast het kleine litteken op zijn wang. Uren had ik zo wel willen blijven staan, maar ik was bang dat pa de gangdeur zou openrukken. Na het afscheid verheugde ik me alweer op woensdag, met zijn tweetjes langs de zeelijn slenteren, zonnen op het strand of vrijen in een duinpan.
Ik opende de kamerdeur, bleef staan met de klink nog in mijn hand. Met een rood aangelopen gezicht zat pa rechtop in zijn luie stoel, ma zat witjes weggetrokken in haar hoekje op de bank. Geen versgezette thee op het rooster van de gashaard en ma was niet eens begonnen met het dekken van de tafel.
Pa keek me strak aan. ‘Ik wil niet dat jij nog langer met die jongen omgaat.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik het je verbied.’
‘Waar slaat dat nu op?’
‘Kun je geen jongen met twee gezonde benen krijgen?’
Deze kant van pa kende ik niet.
‘Zo’n jongen kan nooit de kost voor jou verdienen.’
‘Dan doe ik dat voor ons tweetjes. Ik heb ook handen.’ Ik leunde tegen de deurstijl.
‘Hoe dan ook, je gaat niet meer met hem om.’
‘Wat een onzin.’ Mijn handen balden zich tot vuisten.
‘Op zijn dertigste zit hij misschien al in een rolstoel. En dan?’
‘Nou, dan is hij nog net zo lief als nu. Of misschien nog wel veel liever.’
‘Jij bent het dan die hem moet verzorgen en overal heen duwen. Achter zo’n kar lopen, terwijl jij volop in het leven staat.’
‘Nou en? Wie weet hoe fijn we het dan samen hebben.’
‘Als je nou niks beters zou kunnen krijgen.’ En op een toon die geen tegenspraak duldde: ‘Zo’n half lamme die met zijn been zwaait, ik wil niet dat mijn dochter daar naast loopt.’
Hoe… hoe durf je.’ Het leek of ik niet meer kon ademen en mijn hart ging tekeer alsof ik een veel te steile berg had beklommen.
‘Je hebt gehoord wat ik zei.’
‘Ik wil niemand anders dan Rob.’
Ma mengde zich in het gesprek, ze sprak zacht en langzaam: ‘Kind, hoe kun je dat nu al weten? Je kent elkaar nauwelijks. En pa wil gewoon het beste voor je.’
‘Het beste, het beste? Nee, pa…’
‘Rustig nu maar’, zei ma, ‘je begrijpt pa niet.’
‘Begrijpen? Wat valt er te begrijpen?’
Ma zei: ‘Nu ben je verliefd. Maar dat gaat over. Je kunt in zo’n korte tijd niet weten of het echte liefde is. En je kunt zo’n jongen niet eerst blij maken en dan aan de kant zetten. Dat bedoelt pa.’
Mijn stem schoot uit: ‘Dat bedoelt pa helemaal niet. Hij schaamt zich voor zo’n schoonzoon. Wat bekrompen van jullie.’
Kortaf zei pa: ‘We zullen eens kijken wat er gebeurt als jij met die jongen blijft omgaan.’
Ik huilde, krijste en stampvoette: ‘Niets mag ik hier. Altijd moet ik jullie zin doen. Ik spring wel voor een rijdende auto. Dan ben ik meteen van jullie af.’ Met een woeste klap had ik de deuren achter me dichtgesmeten. Het huis trilde.
Zittend met mijn rug tegen de verkeerszuil staar ik naar de foto op mijn schoot, de randen heb ik versierd met hartjes. Mijn wijsvinger glijdt over de foto, volgt de contouren van het hoofd met de nog niet volgroeide bakkebaarden. Een gezicht met vriendelijke ogen staart me aan. Ik hou de foto in het licht van de vroege avondzon, het is alsof Rob naar me glimlacht. Nog steeds gaan er wielen aan me voorbij. Natuurlijk doe ik niet wat ik tegen mijn ouders zei. Ik verzin wel iets om Rob te blijven ontmoeten en ik ga een baantje zoeken om zo snel mogelijk op kamers te kunnen wonen. Vanuit school zal ik maandag naar het tehuis voor lichamelijk gehandicapten fietsen. Op zaterdag kunnen ze mijn hulp vast wel gebruiken. Al is het maar iemand rondrijden in een rolstoel. En als mijn vader thuis is, neem ik hem of haar elke zaterdag even mee naar huis. Zal pa eens zien hoe leuk het leven in een rolstoel nog kan zijn.
Geen kostganger © Anita Lodewijks
Beoordeling Natasza Tardio
Algemeen:
De afgelopen jaren heb ik meerdere verhalen van Anita Lodewijks gelezen. Verhalen die op zich goed starten, goede dialogen hebben en de lezer in zekere zin ook meetrekken in het verhaal. Echter, ook bij dit verhaal lijkt het meer een deel/begin van een verhaal, dan een compleet verhaal. En net als bij een eerder verhaal dat ik van deze auteur mocht beoordelen komt dit door het einde.
Inhoudelijk:
Het verhaal op zich speelt zich af binnen een gezin waarbij de dochter haar vriendje komt voorstellen aan haar ouders, waarvan vooral de vader behoorlijk zelfingenomen is. Tot zover niets mis mee. Echter, als de jongen plotseling weer moet vertrekken, nadat hij allerlei klusjes heeft moeten uitvoeren – deze overgang gaat vrij plotsklaps – lijkt het verhaal een beetje rommelig en ongeloofwaardig af te ronden. Ik vond de dialogen en de situatie in huis goed beschreven, maar het verloop was helaas een stuk minder. Dit lijkt wel onderdeel van een groter geheel en dan loopt het een beetje slordig af.
Conclusie:
Ik zou Anita willen aanraden om te oefenen in het schrijven van plots. Hoe rond je een verhaal mooi af en hoe bewaar je de rust terwijl je dit doet. Het plot is essentieel om een verhaal rond te maken. Probeer om het eind minsten even krachtig te maken als de rest en schrijf het in hetzelfde tempo. Het einde is nu wat te compact geschreven, alsof de schrijfster ineens besefte dat ze binnen een aantal woorden moest blijven en er een eind aan moest breien. Er gebeurt te veel in, dat wordt weergegeven met te weinig woorden om het net zo invoelbaar te maken als het voorgaande, dat meer het tempo heeft van een roman. Neem je tijd – laat het verhaal desnoods even een tijdje liggen, schrap en herschrijf. Je dialogen zitten prima in elkaar. Belangrijk! Nu nog dat laatste stukje. Ik weet uit ervaring hoe lastig het plot is. Heel veel succes.