Zoëy werd wakker omdat ze moest plassen. Het was al licht en vlak boven haar hoofd zong een vogel. Het tentdoek verspreidde een zacht oranje licht dat zich glanzend aan het lipje van de rits hechtte. Naast haar bewoog Anaïs. Ze gooide met een zucht de slaapzak half van zich af en stak een bruin been naar buiten, maar haar ogen bleven dicht.
Zoëy kwam zachtjes overeind. Het luchtbed kraakte, maar Anaïs sliep door. Er hing een sliert blond haar over haar mond en steeds als ze uitademde wipte die een stukje omhoog. Zoëy moest er om lachen en veegde het haar voorzichtig opzij. Anaïs niesde in haar slaap. Haar tweelingzus kon lang slapen, véél langer dan zij. Als Zoëy bleef liggen en het werd warm in de tent, dan kreeg ze overal jeuk en begon ze te krabben.
Op haar knieën kroop ze de slaaptent uit. Bij papa en mama was het nog stil, al hoorde ze haar vader af en toe zacht snurken. Om geen lawaai te maken sloop Zoëy naar de uitgang van de tent en deed haar teenslippers aan. Als een aal gleed ze onder het doek door zonder de rits open te maken. Dat zou iedereen wakker maken en ze zag het chagrijnige gezicht van mama, die last had van ochtendziekte, al voor zich. Pas als papa haar een beker koffie op bed had gebracht, werd ze weer gewoon mama.
Zoëy kwam buiten de tent overeind en voelde dat ze moest opschieten om de wc te halen. Daarom nam ze de korte route langs het hoge paadje, dat wel een beetje eng was, want het was smal en had geen leuning. Als je eraf viel dan kwam je een paar meter lager op de stenen terecht. In Portugal zat de bodem daar vol mee. Anaïs en zij hadden de eerste dagen van de vakantie niets anders gedaan dan mooie stenen verzamelen. Ze hadden ieder al een plastic tas vol. Papa dacht dat de auto wel scheef zou hangen als ze weer naar huis gingen. Eergisteren nog was er een jongetje van het paadje gevallen. Hij gilde de hele camping bij elkaar en Anaïs die het gezien had, zei dat hij overal bloed had, maar hij hoefde niet naar het ziekenhuis. De meneer van de camping die vroeger dokter was, had hem verbonden en nu liep hij vreselijk stoer te doen met die lappen om zijn benen. Zoëy bereikte op tijd de wc’s en moest een beetje rillen toen ze de plas kon laten gaan. Ze spoelde door en waste haar handen op de gang, waar een grappige wasbak in de vorm van een schelp aan de muur hing.
Er was niemand te zien in het toiletgebouw en toen ze weer buiten kwam, was op de camping ook nog alles in diepe rust. Ze had helemaal geen zin om terug in de tent te gaan, want het was al best warm. Misschien kon ze even bij het zwembad gaan kijken. Het was natuurlijk gesloten, maar het water was nu nog helemaal stil en glad, dat vond ze zo mooi. Net of de lucht erin was gevallen.
Als het bad vol was met grote jongens die bommetje sprongen en met een bal aan het gooien waren, mochten zij en Anaïs er niet in van hun ouders, ook al hadden ze allebei hun zwemdiploma.
‘Stel je voor dat er iemand op je hoofd springt,’ zei papa, ‘dan kun je van schrik vergeten hoe je ook weer zwemmen moet.’ Daar geloofde ze niks van.
Zoëy huppelde de treden af naar het zwembad en raakte in het voorbijgaan even een van de sinaasappels aan die overal op de camping aan de bomen hingen.
Ze schopte haar slippers uit, waadde door het water van de voetenbak en liep achterstevoren naar de rand van het bad om haar natte spoor op de tegels te kunnen zien. Dat had Anaïs bedacht.
Bij het diepe gedeelte van het bad draaide ze zich om en hurkte op het randje.
In het stille blauwe water zag ze haar gezicht weerspiegeld en baldadig stak ze haar tong uit. Ze reikte naar het water en haar vingers verbraken het strakke oppervlak. De golfjes die ze maakten werden verderop kringen die elkaar achterna zaten. Ze raakte totaal verdiept in het spelletje, totdat haar aandacht werd getrokken door een dansende schittering vanaf de bodem.
Zoëy wachtte totdat het water weer tot bedaren was gekomen en zag dat het een armband was, bezaaid met flonkerende steentjes. Zou ze hem kunnen pakken? Dan moest ze wel ver met haar hoofd onder water. Hoe diep zou het hier zijn? Ze zag aan de binnenkant van het bad cijfers staan. Een 2 en een 1 en een 0, maar hoeveel was dat bij elkaar, tweehonderd en tien? Zover was ze vast nog nooit onder water geweest. Spijtig keek ze naar de mooie armband die haar leek te wenken. Was Anaïs er nou maar, die had hem best durven pakken. Anaïs was nergens bang voor.
Een zacht geluid achter haar rug brak haar gedachten af en geschrokken draaide Zoëy zich om. Ze mocht hier helemaal niet zijn. Eerst herkende ze hem niet, maar toen hij met een stem die steeds oversloeg haar naam noemde, zag ze dat het de jongen was, die in een tentje op de onderste richel kampeerde, dicht bij het zwembad. Zoëy voelde zich niet op haar gemak.
Ze kwam uit haar hurkhouding overeind en keek zwijgend naar hem op. De jongen ging vlak voor haar staan. Zoëy zag de vurige pukkels op zijn voorhoofd en wangen. Haar blik bleef hangen bij zijn verbrande neus.
‘Heb jij dit wel eens gezien, kleine?’ zei hij grijnzend en trok met een ruk zijn rode kniebroek naar beneden.
Natuurlijk wist Zoëy dat jongens er van onderen anders uitzagen dan meisjes en ze wist ook waarom dat was. Ze had papa vaak genoeg bloot gezien als die onder de douche ging, maar wat de jongen onder haar neus duwde was zo onwaarschijnlijk groot en naar om te zien, dat ze begon te huilen.
‘Als je wist hoe hij smaakte, zou je meteen ophouden met janken,’ zei de jongen en greep haar arm. ‘Of hou je niet van chocola?’
Zoëy voelde haar knieën bibberden en ze kon niet stoppen met snikken.
‘Doe je mond open,’ beval de jongen en pakte haar hoofd met beide handen vast. Zoëys mond ging vanzelf al open omdat ze steeds harder moest huilen. Ze stikte bijna toen het grote ding achter in haar keel heen en weer woelde. Ze kokhalsde en in een reflex duwde ze de jongen van zich af, maar hij was sterk.
‘Zuigen, hárd zuigen, dan komt de chocola vanzelf,’ fluisterde hij schor.
Bijten, schoot er door haar heen, met je grote mensentanden!
En ze beet uit alle macht in het gemene ding dat haar mond tot barstens toe vulde. Met een vloek duwde de jongen haar van zich af. Zoëy deed een paar stappen achteruit en verloor haar evenwicht. Het water dat haar omsloot was koud. Het drong in haar neus, haar ogen, mond en oren. Ze hoestte en het water kwam verder naar binnen. Ze zonk naar de bodem en het ergste was, dat ze zich niet herinnerende hoe ze naar boven moest. Het was waar, je kon vergeten hoe je moest zwemmen. Ze wist zeker dat ze ging verdrinken en verlangde wanhopig naar Anaïs die nog in de tent lag te slapen en haar niet eens miste. Ineens was daar de armband, vlakbij haar voeten. Het was alsof die zei: kom op Zoëy trappel met je benen en beweeg je armen. Ze deed het en langzaam steeg ze op. Haar longen hielden het bijna niet meer en de druk in haar hoofd deed zoveel pijn, maar daar was het licht en net op tijd brak ze door het wateroppervlak heen. Ze hapte naar verse lucht en hoestte het chloorwater naar buiten. Haar keel schroeide en het gevoel in haar borst was ondraaglijk. Toen ze opnieuw wilde ademhalen voelde ze een hand op haar hoofd, die haar met kracht weer naar beneden duwde.
Anaïs opende geeuwend haar ogen en keek naar Zoëys lege plek op het luchtbed. Die was vast naar de wc. Zoëy moest altijd en overal plassen. Ze draaide zich nog eens lekker om en deed haar ogen weer dicht. Maar de slaap was weggejaagd door de zon die pesterig door het tentdoek scheen. Ze bleef liggen en vroeg zich af wat dat rare gevoel in haar buik te betekenen had. Het was geen pijn of kramp, maar het zeurde en Anaïs ging overeind zitten om te zien of het dan wegging. Het gevoel bleef en ineens wist ze het: het voelde net als vorig jaar in groep drie, toen Zoëy naar de wc was en maar niet terugkwam. Ze mocht van juffie gaan kijken waar haar zusje bleef en vond Zoëy huilend achter de dichte deur waarvan het slot was blijven hangen. Anaïs schoot de tent uit en rende op blote voeten langs het hoge paadje naar het toiletgebouw.
‘Zoëy!’ riep ze. Geen antwoord. Ze zag een vrouw met verwarde haren die ‘Bon dia’ zei. Het had geen zin om haar te vragen of ze Zoëy had gezien. Even bleef ze besluiteloos staan maar toen flitste er een gedachte door haar heen: het zwembad! Ze holde zo hard ze kon naar beneden en zag al direct de gele slippers van haar zusje bij de voetenbak staan.
Het water spatte alle kanten op toen Anaïs er doorheen stampte. Ze keek om zich heen, géén Zoëy. Toen gebeurde er van alles tegelijk. Anaïs keek over de rand van het bad en zag haar zusje in haar roze nachtpon op de bodem liggen en op dat moment liep de jongen die het zwembad kwam schoonmaken met de waterstofzuiger de trap af.
‘Dáár!’ piepte Anaïs met dichtgeknepen keel en wees op het water. De jongen aarzelde niet en kwam met een paar grote stappen naar de rand. Hij riep een kort bevel naar Anaïs voor hij het water indook. Hoewel hij Portugees sprak, begreep Anaïs meteen wat hij bedoelde en rende naar boven om de meneer van de camping te gaan halen. De tranen rolden over haar wangen en ze herhaalde steeds die ene zin: ‘Asjeblieft Zoëy, niet doodgaan, niet doodgaan….’
Ze zaten met z’n allen om haar bed. Zoëy keek van de een naar de ander en voelde zich doodmoe. Haar arm waar de naald van het infuus in stak, leek wel van lood en ze wist niet wat ze moest zeggen. Toen ze wakker geworden was in het ziekenhuis, hadden papa en mama allebei gehuild en haar stevig tegen zich aan gedrukt. Ze zeiden dat de meneer van de camping haar leven had gered omdat hij wist hoe je een drenkeling moest behandelen. Een drenkeling? Was ze een drenkeling? En voelde je je altijd zo naar als iemand je leven had gered? Anaïs had alleen maar naar haar gekeken met grote, stille ogen.
Nu wilden papa en mama weten wat er was gebeurd en Zoëy kon het ze niet vertellen. Alles lag door de war van binnen. In een hoekje van haar hoofd zat iets dat een akelig gevoel naar haar buik stuurde. Ze kon het niet benoemen, want ze wist niet waar het vandaan kwam.
‘Weet je nog wel dat je bij het zwembad was?’ vroeg papa.
Zoëy knikte. Het katoen van de kussens ritselde.
‘Waarom was je daar dan?’ wilde mama weten. Ze streelde zachtjes haar hand.
Zoëy dacht diep na. ‘Ik had geplast,’ wist ze weer, ‘en toen ging ik naar het zwembad.’
‘Ja?’ moedigde papa aan, ‘en toen?’
Zoëy deed haar ogen dicht. Het was alsof er sluiers in haar hoofd waren opgehangen. Soms waaiden ze even op, maar te kort om de beelden te kunnen zien die er achter verstopt zaten.
‘Ik weet het niet meer,’ zei ze en begon zachtjes te snikken.
‘Jullie moeten niet steeds dingen aan haar vragen,’ zei Anaïs boos.
‘Je hebt gelijk, Anaïs,’ zei papa, ‘Zoëy moet eerst maar eens goed uitrusten.’
Het was warm in de auto, ondanks de airco. Zoëy staarde stilletje voor zich uit en voelde zich opgelucht dat ze weg waren van de camping. Ze was nadat ze uit het ziekenhuis was gekomen, steeds misselijk en wilde alleen maar in de tent blijven. ’s Nachts kon ze niet slapen ook al kroop Anaïs dicht tegen haar aan.
Ze bleef steeds bezig met dat ene plekje in haar hoofd dat maar niet helder wilde worden. Anaïs vroeg niks, maar was constant in haar buurt en ging ook niet meer naar het zwembad. Papa en mama hadden na twee dagen de tent afgebroken en zeiden dat ze zo snel mogelijk naar huis zouden rijden. Ze namen onderweg wel een hotel.
‘Dat is heel chic hoor,’ grapte papa. Ze lachte om hem een plezier te doen. Ze schaamde zich omdat zij de vakantie had bedorven, al begreep ze zelf niet goed waaróm.
In het centrum van een drukke stad stonden ze voor het stoplicht te wachten; het hotel dat papa via internet had geboekt, moest hier ergens zijn. Zoëy keek naar de mensen die op het trottoir langs hun auto liepen en ineens was het alsof ze door de bliksem werd getroffen. Haar ogen zogen zich vast aan een jongen met een rode kniebroek. Op slag herinnerde ze zich alles weer; de sluiers waren weg! De pijn in haar buik werd hevig en ze voelde dat ze over haar hele lichaam begon te trillen.
‘Wat is er?’ vroeg Anaïs zachtjes en keek waar Zoëy naar keek. Mama hoorde de vraag van Anaïs en draaide zich om. ‘Zoëy, gaat het niet goed? Moet je overgeven?’
Zoëy schudde haar hoofd. ‘Ik weet het weer,’ zei ze zacht.
Papa trok op en reed naar de eerste de beste parkeerplaats. Toen de auto stil stond, kwam mama achterin zitten en alle drie keken ze naar Zoëy, die zich steeds kleiner voelde worden.
De jongen met de pukkels, het grote ding in haar mond, het water van het zwembad, de hand op haar hoofd, ze kon het zich allemaal weer precies herinneren, maar ze kon het niet zeggen. Niet dat erge waar ze zich voor schaamde en waar papa en mama boos om zouden worden, dat moest voor altijd in haar hoofd blijven. Ze kromp in elkaar toen ze de wachtende gezichten zag. Ze keek strak naar haar handen en fluisterde: ‘Er lag een armband op de bodem. Die wilde ik pakken, maar het water was te diep en toen wist ik niet meer hoe ik zwemmen moest.’
‘Ach lieverd toch….’ zei mama en sloeg haar armen om haar heen.
Over mama’s schouder las ze in de ogen van Anaïs dat ze het niet geloofde en Zoëy voelde het verdriet om dit eerste geheim tussen hen beiden.
Beoordeling Gerard Klappers
Ik leefde vanaf de eerste regels al direct met Zoey mee. Zoals ze daar zo nietsvermoedend over de camping huppelde, dat kon alleen maar verkeerd gaan. Bovendien gebruikt de schrijfster prachtige taal en beeldspraak door het hele verhaal heen zoals de lucht die in het water was gevallen. Ik heb ze niet op een ongelukkig gekozen metafoor kunnen betrappen. De dreiging wordt op een subtiele manier van nietsvermoedend tot shockerend steeds verder opgebouwd en liet me niet meer los net zolang totdat Zoey onder water verdween. Even vond ik het wel erg toevallig dat Anais juist op dat moment aan Zoey dacht, maar bij tweelingen schijnt dat te kunnen, bij gewone mensen ook trouwens, maar het feit dat het een tweeling is maakt het wat aannemelijker. Glad water blijft boeiend van begin tot het einde waar ik een te expliciet einde aan voelde komen, maar verrast werd door de originele wending. Heb ik dan helemaal niets toe te voegen of een puntje van kritiek op dit verhaal? Nee, prachtig verhaal, niets aan veranderen.