Het is warm in de grote huiskamer, eigenlijk te warm voor mij. Toch kom ik hier graag, hoewel ik me vanmorgen afvroeg of ik wel de juiste keus heb gemaakt. Maar ik hoef maar om me heen te kijken en die gedachte ebt weg.
Aan tafel lepelt Lies van haar kerstcake, ze heeft de laatste restjes helemaal verkruimeld. ‘Lekker Lies?’ Ze knikt en ze knikt nog eens met de blijdschap van een kind. Eten gaat niet meer zo makkelijk als je bijna honderd bent.
Ik kijk de tafel rond en vraag: ‘Zullen we met zijn allen een kerstliedje zingen?’
‘Jaaaaaa,’ roept Roos met haar gebruikelijke lange uithalen. Ze zit naast me en kijkt me aan alsof ze niet kan wachten tot we beginnen.
De zes andere bewoners reageren niet, maar dat komt wel vaker voor. Titia houdt haar hoofd omlaag. Ze heeft de meest stille blik van allemaal en friemelt aan een hulsttakje waarmee ik de tafel heb versierd. Ik moet wel voortdurend opletten dat niemand zo’n takje in zijn mond steekt. Vooral Gerrit heeft daar een handje van. Lieve, kleine Gerrit, die bijna nooit bezoek krijgt. Hij schenkt me altijd zo’n warme glimlach als ik iets voor hem doe. Al is het maar zijn tv op een andere zender zetten. Wat was hij blij met het kunststof boompje. Bij het opruimen van mijn zolder kwam ik het tegen, compleet met ballen en strikjes. Zelfs de lichtjes kunnen nog branden. Het moet van mijn moeder geweest zijn. Zij zou begrepen hebben waarom ik zo graag in de nabijheid van deze mensen ben. Snapten mijn kinderen dat ook maar.
Om de tafel heen loop ik naar Titia, ik buig me naar haar toe. ‘Wat vind jij nou een mooi kerstliedje?’
In haar eigen kalm aan tempo draait ze haar hoofd van de ene huisgenoot naar de andere. ‘Er is een kindeke geboren?’ probeer ik.
Ze schudt haar hoofd en buigt het weer omlaag.
‘Over de herdertjes dan?’
‘Jaaaaaa,’ roept Roos vanaf de overkant. Ze ligt vaak op bed, maar is altijd goedgehumeurd. Als ik mijn familie zou vertellen dat deze mensen op hun manier tevreden zijn, verklaren ze me voor gek.
Plotseling staat Teuntje op. ‘Wat ga je doen, Teuntje?’
‘Naar huis.’
‘Blijf gezellig bij ons.’
Met haar rollator stiefelt ze de gang in. Soms heeft ze nog een enigszins vlotte stap, voor zover je daarvan kunt spreken op haar leeftijd. Toch duurt het lang voordat ze terugkomt. Als ik poolshoogte ga nemen, morrelt ze aan de afgesloten deur naar de uitgang. Ik loop op haar toe en sla mijn arm om haar schouders. ‘Kom maar met mij mee, lieverd.’ Rustig draai ik haar rollator en Teuntje draait mee. ‘In de huiskamer ga ik op de piano spelen. Zing je dan mee?’ Ze stopt met lopen en kijkt me verbaasd aan. De tijd dat ze zulke vragen nog begreep, ligt achter haar. ‘Je houdt toch van muziek, Teuntje?’
Terug in de huiskamer zijn de bewoners min of meer ingedut, maar ze richten allemaal hun hoofd op als ik op de piano speel. Ik speel de liedjes al vanaf de tijd dat ik nog geen noten kende. Verzorgster Melanie zingt: ‘De herdertjes lagen bij nachte…’ Soms kijk ik even naar links waar de bewoners aan tafel zitten. Van lieverlee zingen ze mee. Ieder naar eigen kunnen. En als ze ontdekken hoe goed ze het liedje nog kennen, verdwijnt de twijfel die ik zo vaak in hun ogen zie. Ik speel het liedje nog een keer om die blije gezichten langer vast te houden.
Wanneer de laatste klanken wegvloeien, begint Roos te applaudisseren en ik hoor hoe Gerrit met zijn koffielepeltje op tafel tikt, precies op het ritme van de muziek. Dat doet hij ook nog als de muziek zwijgt. Teuntje zit naast de versierde boom, er hangt een klokje met een klepeltje in. Ze laat het zachtjes klingelen.
Ik kijk op mijn horloge. Over twee uur beginnen mijn kinderen aan hun kerstdiner. Eén stoel zal leeg blijven. ‘Wij dekken ook voor jou. Je bedenkt je vast nog wel,’ had Joanna gezegd. Ze vindt het belachelijk dat ik de kerstdagen liever doorbreng met de mensen bij wie ik vrijwilligerswerk doe dan met onze familie.
Mijn dochters hebben elkaar, hun man en hun kinderen om zich heen. De bewoners hier hebben niemand of de familie bekommert zich niet om hun vader of moeder die niet alleen naar de wc kan en meer in losse woorden dan in zinnen praat. Ik snap best dat het lastig is deze mensen aan je kersttafel te zetten. Maar kom dan hierheen en maak er een feestelijk bezoek van, zodat vader of moeder ook voelt dat het geen gewone dag is.
Mijn jongste schoonzoon had geen moeite met mijn besluit. Alex zei: ‘U moet doen wat uw hart u ingeeft.’ Hij is vast drukdoende met hun kerstdiner. Zijn grootste hobby is kokkerellen en hij zal er wel een bijzonder tintje aan geven.
Ik concentreer me weer op de muziek, kies het vrolijke nummer “Jingle Bells” en daarna “Let it snow”. Teuntje en Gerrit zingen mee, hoewel ze nooit een Engels woord hebben geleerd. En Roos klapt, zachtjes en voorzichtig zoals een verlegen peuter dat kan doen. Ik steek mijn duim naar hen op. Roos lacht haar ontwapenende lach.
‘Nu ga ik zuster Melanie helpen om iets lekkers voor jullie te maken.’ We scheppen de maaltijdporties altijd op borden en decoreren het een beetje zodat het eten er veel smakelijker uitziet dan in de eenpersoonsbakjes van de keuken.
Ik loop naar het aanrecht waar Melanie haar handen wast. In mijn broekzak trilt mijn mobiel. Vast één van mijn dochters om mij over te halen bij hun feestdis aan te schuiven. Echt iets voor hen. Hoe goed bedoeld ook, ik wil mijn leven indelen zoals ik wil. In gedachten hoor ik ze weer zeggen: ‘We moeten pa al jaren missen, als jij nu ook niet meer bij ons bent met kerst…’ Ik had moeite me niet schuldig te voelen.
Op het schermpje van mijn mobiel zie ik dat het Alex is. Hij belt me nooit tijdens mijn werk. Mijn hand trilt als ik de telefoon naar mijn oor breng.
‘Waar kan ik u precies vinden? Ik sta met de auto voor de deur.’
‘Hier?’
‘Ik leg het dadelijk wel uit.’
Hij is me nog nooit op komen zoeken in het verzorgingshuis. Ik krijg er onaangename kriebels van in mijn buik. Wat kan er zo belangrijk zijn dat hij niet kan wachten tot vanavond wanneer ik nog een wijntje bij hen ga drinken?
Het duurt lang voordat hij op de vierde etage is. Hij staat toch zeker niet op de lift te wachten? Die gaat bij alle afdelingen open voordat hij uiteindelijk voor je neus stopt. En een man van net veertig kan toch makkelijk die trappen op? Ik loop de gang in, slenter terug naar de huiskamer en ben onrustiger dan de meeste mensen die hier wonen, terwijl onrust juist bij hun ziekte hoort.
Eindelijk voetstappen in de gang. Ik ga er meteen heen, blijf met open mond staan als ik Sam en Alex zie. Sam is lang voor een jongen van zeven. Hij houdt iets achter zijn rug. Zijn vader draagt een ronde schaal.
‘Jeetje, Alex, wat ziet dat er fantastisch uit!’
Hij richt de schaal schuin naar mij. Mooie gevulde tomaatjes, precies groot genoeg voor onze bewoners. In een cirkel eromheen zalmhapjes en kleine toastjes vormen de buitenste rand. ‘Hoe weet jij dat de meeste mensen zo van tomaat en zalm houden?’
Hij lacht. ‘Weet u wel hoe veel en hoe enthousiast u over uw werk kunt vertellen?’
‘Wat ben je toch een lieverd.’ Ik geef hem een waarderend kneepje in zijn arm, ga op mijn tenen staan en druk een zoen op zijn wang.
Melanie voegt zich bij ons: ‘O wat lekker. En zoveel. Kom maar mee naar de huiskamer, kun je de schaal neerzetten.’
‘Oma, kijk eens wat ik voor u heb.’ Wat onhandig haalt Sam het pak achter zijn rug vandaan. Het heeft de vorm en het formaat van een ordner en lijkt best zwaar. Of Sam doet alsof.
‘Jij moet het wel zelf uitpakken, oma.’
‘Gaan we in de huiskamer doen. Draag jij het nog maar even.’
‘Ik heb het samen met mama gekocht.’ Hij glundert zoals alleen jochies van zeven dat kunnen doen.
Alex aait over de blonde kuif van zijn zoon en zegt: ‘Help jij oma maar met het uitpakken.’
Zonder pardon trekt Sam het papier aan flarden. Onmiddellijk herken ik de kunststof koffer van het spel met de vragenkaartjes.
‘Jeetje…’ Ik slik even. ‘Hoe kwamen jullie op dit idee?’
‘Wat denkt u?’ vraagt mijn schoonzoon, ‘u vertelde pas nog dat u overwoog zelf zo’n soort spel te maken omdat u het originele veel te duur vindt.’
‘Het is zo’n leuk spel, speciaal gemaakt voor deze mensen. Sommigen gaan bij de antwoorden vroegere liedjes zingen of oude versjes opzeggen. Gewoon spontaan.’
‘Ik kan ook goed zingen, hoor oma.’
‘Ja jongen, dat weet ik wel.’
Als Teuntje naar een tomaatje op de schaal grijpt, roept Sam: ‘Dat mag niet, hoor, ze zijn voor straks bij het spel.’
Ze pakt er toch een. Goed dat Sam het niet meer ziet, hij kijkt naar mij en zegt: ‘Het waren allemaal ideetjes van mama.’
Die Anouk toch.
‘Weet u wat mama en ik ook hebben gedaan? We hielden een kerstcollecte.’
‘Een kerstcollecte?’
‘Ja, zo noemde mama dat. Ik ging met een envelop langs de papa’s en mama’s bij mijn voetbalclub.’
‘Wat lief van je.’
‘We kregen ook geld van mama’s vriendinnen en van papa’s familie. Aan u konden we natuurlijk niks vragen. Ik heb wel twee euro uit mijn spaarpot gehaald en in de envelop gedaan. Dat is mijn hele zakgeld, hoor oma.’
Ik kijk naar zijn serieuze gezichtje.
‘Mag ik ook een keertje meespelen, oma?’
Kerstcollecte © Anita Lodewijks
Beoordeling Fiona Hack
Dit is een heel aardig verhaal over een vrouw die liever met kerst bij ouderen met dementie is, waar zij als vrijwilligster werkt, dan thuis bij haar kinderen. In ruil hiervoor komt haar schoonzoon met de kinderen lekkere kersthapjes brengen en een mooi cadeau voor de bewoners. Ik begreep alleen de titel niet. Pas in de laatste alinea vertelt de kleinzoon dat er een kerstcollecte is gehouden. Ook hij heeft geld in de envelop gedaan. Ik snap alleen niet waar de collecte voor diende. Was dat om het cadeau te kopen? Of geeft de kleinzoon het geld aan oma om zelf iets leuks te doen met de mensen? Dat kon ik er niet uit halen. Het lijkt nu alsof zij (dochter en gezin) het cadeau hebben gekocht en dat er ook nog een collecte is gehouden. Ik vraag me af of de auteur dat ook bedoelt.