But the fool on the hill
Sees the sun going down
And the eyes in his head
See the world spinning round
(Fool on the hill – Paul McCartney)
September 2001
Ik had het wel een beetje gehad met de paranormale beurzen. In een paar jaar tijd was er een subcultuur ontstaan van tarotkaartleggers, aura-lezers, chakra-healing, handlezen, intuïtieve ontwikkelings- en meditatiecursussen. Het voelde niet goed. Waar vond ik spirituele ontwikkeling die ertoe deed? Die me dichter bracht bij wat Nan steevast de Goddelijke Alkracht noemde? Een adempauze was welkom.
Op dat moment kwam ik Jolanda tegen. We raakten in gesprek over helende energie en bijzondere krachtplekken op de Aarde. Volgens haar verbleekte de energie van de Egyptische piramides bij die van de Sint Michaels leylijn in Zuid-Engeland. Leylijnen zijn krachtige onzichtbare energielijnen die in een netwerk kriskras over de hele wereld liggen. Daarom kregen vier van haar leerlingen een reiki inwijding op de top van de Tor in Zuid-Engeland. Na de inwijding kunnen de leerlingen de universele levensenergie door hun handen laten stromen tijdens een zelfbehandeling of tijdens het behandelen van anderen. Het ontvangen van reiki-energie kan een verbetering geven op lichamelijk, emotioneel en spiritueel gebied en niet alleen mensen maar ook dieren hebben er baat bij.
Mijn reiki I inwijding ging een stuk eenvoudiger; gewoon thuis met een paar anderen mensen. Onze reiki-meester Joost Godschalx was één van de eerste Reiki meesters in Nederland. Het nieuwe natuurverschijnsel reiki werd nog argwanend bekeken. Jammer genoeg kreeg ik niets van de inwijding mee, want ik moest mijn ogen dichthouden en ik durfde niet stiekem te gluren, uit angst om de kracht van de inwijding te verbreken.
‘Er is nog een plekje vrij in de bus, dus je kan mee. We gaan naar Stonehenge, Avebury, de genezende bron Chalice well, de Abbey in Glastonbury en natuurlijk de Tor, waar de Sint Michaels leylijn loopt. Op sommige plekken houden we een ceremonie en voeren we rituelen uit ter ere van het licht.’
Wat een heerlijk idee om weer naar een bijzondere energiebron te gaan, zoals toen in Egypte! Mijn gedachten vlogen terug.
Cairo mei 1997, druk, heet, toeristisch. We kregen twee uur de tijd om de piramides te bekijken. Handig ontweken Rob en ik gidsen en souvenirverkopers en koersten richting Cheops, de grootste Piramide van Gizeh. Bij het zien van de commerciële activiteiten daar, verdampte op slag mijn naïeve verlangen om helemaal alleen een meditatie te houden in de koningskamer.
‘We gaan gewoon eens kijken bij de ingang,’ stelde Rob voor. Daar was het verrassend stil. Geen kassa, geen gids, geen bewaker. Rob liep verder de gang in: ‘Kom op. Je wilt toch de grote kamer in?’
Dit was vast niet de bedoeling. Onzeker liep ik achter hem aan. Na een poosje kwamen we uit bij een nauwe gang. Half gebukt – mijn rugzak schuurde tegen het plafond – probeerde ik niet na te denken over wat zich prompt voordeed op de lange weg, die eerst omlaag ging en toen stijl omhoog. Tegenliggers!
‘Wat nu?’ Ik voelde ineens wat claustrofobie was.
‘Doorlopen! Net doen alsof er niets aan de hand is.’
We worstelden ons langs de toeristen die op weg waren naar de uitgang en we trokken aan onze rugzakken die bleven steken in de nauwe schacht. De lege gang naar boven spoorde aan tot doorlopen. Ik durfde niet te denken aan de tonnen en tonnen stenen boven ons. Dit ding stond er al zo’n dikke 4500 jaar, waarom zou de boel nu instorten?
Bij de ingang van de grote kamer stroomde een groep naar buiten. Rob drong stoïcijns wat toeristen aan de kant en duwde me de ruimte in, voordat we weer meegevoerd werden naar beneden.
De Koningskamer was leeg, op een sarcofaag na, die aan een kant wat afgebrokkeld was. Ik bestudeerde het granieten gevaarte waar volgens de egyptologen nooit een farao in had gelegen. Waren hier dan toch alleen inwijdingen gehouden, zoals Paul Brunton in ‘Geheim Egypte’ beschrijft? Brandende vragen. Ik staarde naar de granieten muur achter de sarcofaag en liet me in een lichte trance zakken. Mijn geliefde ‘staren naar binnen’. In die toestand zag ik een gegroefd gezicht van een donkere man op de muur. Een Nubiër of van misschien nog verder weg: uit Ethiopië. Hij keek me streng aan. Zijn ogen werden zachter en langzaam draaide hij zijn hoofd. Zijn beeld vervaagde, toen naast hem het ene na het andere gezicht verscheen. Ruwe trekken verdwenen en huidskleuren werden lichter; allemaal keken ze me recht aan en van sommigen wist ik intuïtief: jij was een farao, jij een boer, een priesteres, een moordenaar, Romein, christen, moslim. Het leek eindeloos, maar die stoet van wat eens was, kan nooit lang geduurd hebben. Rob waarschuwde dat er weer een groep onderweg was. Ik maakte me los van het beeld en worstelde me door de nauwe gang terug. Wat was de bedoeling hiervan? Waarom deze beelden en niet een spirituele inwijding van een geleidegids, een overleden wijze van eeuwen terug? Wat een armzalige spirituele ervaring was dit.
Bij het busje werden verhalen uitgewisseld.
‘Alleen de grote galerij over naar boven? Alleen in de Koningskamer?’ Onze reisleidster schudde haar hoofd, ‘Bestaat haast niet.’
De dagen erop liet ik me betoveren door de mystieke sfeer van de tempels, de beelden die voor mijn innerlijk oog verschenen en door mijn intuïtie. Als ik terug dacht aan de Koningskamer voelde ik de energie stromen. Mijn innerlijk weten groeide en ik liet mijn verwachtingen over een spirituele geleidegids los. Dan maar zonder. Tijdens die reis gaf ik de eerste readings aan groepsleden: ik kreeg een ring, een horloge of een foto, hield die vast en vertelde over het leven van de eigenaar van het voorwerpje, die verbaasd reageerde. Hoe ik dat weten? Een vraag die sindsdien met me mee reisde.
Jolanda gaf me nu de kans om mee naar het mystieke Zuid-Engeland te gaan, met zijn interessante Sint Michaels leylijn en al die andere geweldige krachtplekken.
‘Ik wil wel de vrijheid hebben om mijn eigen gang te kunnen gaan.’ Met rituelen en inwijdingen had ik het wel gehad.
‘Geen verplichtingen. Iedereen doet, wat-ie wil doen. Maar het zou fijn zijn als je aan een ceremonie meedoet, om te kijken of het echt niets voor je is,’ antwoordde Jolanda.
Dat klonk redelijk. Daarna zou ik gewoon mijn eigen gang kunnen gaan.
Ik bleef achter met het opgewonden gevoel van een kind dat voor het eerst op schoolreisje gaat. De reisbeschrijving somde de interessante bezienswaardigheden op waarvoor ik zeker stevige wandelschoenen, een regenjas en ook witte kleding mee moest nemen. Bij gebrek aan dat laatste propte ik een lichtbeige broek en een wit T-shirt met voorop groots Donald Duck in mijn tas. Een overgebleven souvenir uit Disneyland.
De White Cliffs of Dover kwamen in zicht. Krijsende meeuwen vlogen naast de boot, buitelden over elkaar, vlogen weer terug om behendig een stukje brood of koek uit de lucht te snaaien. En daar? Vloog daar de Jonathan Livingston seagull? Ik had wel wat met die meeuw uit het boek van Richard Bach, die wist dat er veel meer moest zijn dan vliegen in een meeuwengroep. Hij zocht de grenzen op van het meeuwenbestaan en werd uitgestoten. Fanatiek stortte hij zich op het perfectioneren van het vliegen. Thermiek bracht hem hoger en verder dan meeuwen ooit waren gekomen; hij leerde vliegen met de snelheid van een gedachte, ontdekte andere, mystieke werelden. Het kostte hem zijn leven. Maar hij keerde terug op aarde om iets aan zijn meeuwengroep te leren dat nog belangrijker was dan het vliegen: elkaar liefhebben als jezelf.
Hoever ga ik? Werd deze trip een leermoment, om me dichter bij mijn ware natuur te brengen? Of de Goddelijke Alkracht, wat dat dan ook was.
Ik dacht aan de lessen van Nan: “We leven in een dualistische wereld; twee ogen, twee handen, zwart en wit, liefde en haat. Maar we zijn een eenheid als mensheid in één universum. Ieder mens heeft een goddelijke geest, die heeft geen kleur, of ras, maakt geen onderscheid. Alles is goddelijke geest. Dat is ons levensprincipe. Een volledig goddelijk principe. Het is een prachtig geschenk om je door oefeningen te bevrijden van je stoffelijke lichaam. Maar je moet er hard aan werken.”
Meters esoterische boeken, mediteren, dromen ontleden, rituelen uitvoeren, paranormale ontwikkeling, inwijdingen. Wanneer viel het allemaal eens op zijn plek?
Niet in het busje dat over landelijke wegen, langs glooiende grasvelden en dik begroeide hagen door het Engelse landschap zoefde. Jolanda doorbrak de serene stilte.
‘In Avebury voeren we ons eerste ritueel uit. In de Bed & Breakfast trekken we de witte kleding aan. We gaan Jeff ook zo ontmoeten.’
De reisbeschrijving vertelde niet om welk ritueel het ging en niemand vroeg ernaar. De meeste interesse ging uit naar Jeff. Hij zou assisteren bij de ceremonie. Ik vermoedde met een spirituele Tarzan te maken te krijgen, afgaande op de verhalen. Tassen werden uit het busje getrokken, kamers verdeeld en voor ik het wist stond ik weer buiten in mijn binnenstebuiten en achterstevoren aangetrokken T-shirt en beige broek. Donald Duck schemerde door op mijn rug.
Het was nog even zoeken waar Swallowhead Spring precies lag. Hester, Jolanda’s meereizende vriendin, gaf aanwijzingen. Een jaar eerder had zij daar rituelen uitgevoerd. Een vraag daarover lag op het puntje van mijn tong. Nee, toch maar gewoon afwachten wat er kwam.
Het heftige gezwiep van de ruitenwissers die probeerden de stromende regen de baas te worden, deed vermoeden wat ons te wachten stond. Een houten hek blokkeerde de akker naar Swallowhead Spring. Met wat duwen en trekken lukte het om eroverheen te komen om prompt aan de andere kant tot onze enkels in de modder weg te zakken. Gescheiden door lage struiken en een sloot, zwaaide iemand op de akker ernaast uitbundig naar ons.
‘Terug. Terug. We staan verkeerd,’ riep Jolanda en ze zwaaide geestdriftig terug.
Het hek werd weer getrotseerd en we glibberden naar de man toe.
‘Hello Jeff…’ Jolanda’s stem stokte. Er kronkelde een spichtig meisje om hem heen met een piercing in haar neus waar ik gefascineerd naar bleef kijken. Zestien, schatte ik haar, maar ze moest vast ouder zijn, gezien zijn leeftijd. Ze was in elk geval heel erg verliefd. Haar blik naar de man die ze vasthield, liet de madonna en de hoer in haar zien.
Jeff; dik in de dertig, knap en charmant. De regen droop van zijn zwarte hoed. Het meisje stijf tegen zich aangedrukt liep hij vooruit naar Swallowhead Spring met in zijn kielzog een witte stoet spirituelen. In colonne glibberden we verder naar de bron. Jolanda en Hester bereidden het ritueel voor. Ik kon niet zien welke attributen er uit de plastic tasjes werden gehaald. Wel van welke winkelketens de tasjes kwamen. Kleumend van de kou wachtten we af. De spirituele registers werden opengetrokken; tekst werd voorgelezen, mantra’s gezongen en tot slot werden de elementen aangeroepen. Bij elkaar geraapte verheven gedachten, spirituele theorieën en rituelen uit culturen. Been there, done that. Ergens in me sluimerde een spirituele burn-out.
Of we hardop in de kring wilden roepen wat deze reis ons moest brengen. Ik riep iets en haakte in gedachten af. De hand van reisgenoot Benny trilde in die van mij. Hij was vergeten iets mee te nemen om bij de bron achter te laten, als onderdeel van het ritueel. ‘Nu wwerkt het niet bbij mij.’
Het meegebrachte voorwerpje moest in stilte neergelegd worden bij een boom die bij de bron stond. Ik aarzelde even om het kokertje met zand, van mijn geliefde Voornse duinen achter te laten bij die boom, die versierd met linten en natte briefjes haast bezweek onder de offers. Jolanda en Hester hingen er nog wat bij. Het Engelse meisje kwam plots huilend aangerend. Snel liep ik een stukje drooggevallen rivierbedding op, een oorspronkelijk eeuwenoud pad. Daar in de voetsporen van de bouwers van Stonehenge, van de Romeinen en de eerste christenen strooide ik het zand uit.
Jeffs bezwerende woorden echoden achter me. Ze leken niets uit te halen. Het meisje freakte compleet bij de bron.
Bij het busje verwisselde ik vermoeid de natte kleding voor droge en warmere.
‘Hou het maar gewoon aan. We gaan nu naar Avebury,’ zei Jolanda tegen de anderen. De ruitenwissers zwiepten er weer energiek op los.
De Red Lion, een authentieke Engelse pub, keek uit op de stenen cirkel in het kleine dorpje Avebury. Tea time.
‘Hoeveel rituelen komen er nog deze reis?’
‘Vijf ongeveer. Waarom vraag je dat?’ Jolanda keek me onderzoekend aan. Ik haalde diep adem. Trouw blijven aan mezelf was nog niet mijn sterkste kant.
‘Ik voel weerstand om in witte kleding iets uit voeren, waar ik niets bij voel. Ik dacht dat er één ceremonie werd uitgevoerd in witte kleding.’
‘We dragen wit bij alle ceremonieën. Wit staat voor het licht van de lichtwezens.’ Ze sjorde haar witte jurk naar beneden, die ze tijdens het autorijden had opgetrokken.
‘Ik wil graag de energie zelfstandig voelen. Zelf indrukken opdoen, beelden krijgen. Het licht zit niet aan de buitenkant, maar in mij.’ Ik aarzelde of ik haar zou vertellen dat een Russische natuurkundige in 1933 al had ontdekt dat alle lichaamscellen licht uitstralen, absorberen en het zelfs opslaan. Dat een cel zo’n beetje 100.000 lichtimpulsen per seconde uitzendt (fotonen). Dat die lichtdeeltjes verschillende frequenties hebben en zorgen voor de aansturing van de biochemische processen in het lichaam. Een gezonde cel zendt samenhangend en regelmatig licht uit, een zieke cel straalt chaotisch licht uit. Maar licht is licht.
De andere groepsleden sloten zich aan. De bezwerende woorden van Jeff hadden toch doel getroffen. Het meisje kronkelde zich weer verliefd om hem heen.
‘We hebben afgesproken dat je kunt doen wat je wilt,’ antwoordde Jolanda.
‘Ik sla dit ook even over,’ zei reisgenote Elsbeth.
‘Je hebt je reiki-inwijding op de Tor, dus ik zou deze ceremonie niet overslaan,’ zei Jolanda. ‘Is iedereen klaar?’
De groep liep – Jeff hand in hand met het spichtige wezen voorop – naar de grote neolithische stenen. Elsbeth twijfelde even en liep toen snel de groep achterna. Ik nam de tegenovergestelde richting.
Indrukwekkend, thee drinken in een dorp dat al ruim 4500 jaar beschermd werd door de kring neolithische stenen. Gelach en rinkelend servies. De geluiden aardden me. Door de beslagen ruiten zagen de reisgenoten eruit als witte spoken. Vanaf nu stond ik buiten de groep. Het gevoel om er niet bij te horen, waar zo vaak eenzaamheid uit voortkwam, bleef uit. Genietend van de hete thee en de rust hield ik mijn eigen ceremonie. Ik voelde me sterk en koerste vanaf nu op mijn intuïtie, mijn innerlijke beelden en ervaringen. Op de plaats van mijn hartchakra golfde een blij gevoel.
Vermoeid sjokte de groep een uurtje later naar het busje, waar ik verkwikt stond te wachten.
‘… you promised it. Do you understand?’ Jeff en het meisje knikten naar Jolanda.
‘Jeff komt morgenochtend alleen naar The Sanctuary. Dus we nemen nu afscheid van zijn vriendin.’ Jolanda gaf het meisje een hand en de rest volgde. Ik wist zeker dat wij niet alleen van haar afscheid namen.
‘Tien uur was de afspraak.’ Nerveus blies Jolanda de volgende ochtend de rook van haar sigaret uit. ‘Waar blijft hij toch?’
Vrijgemaakt van elk ritueel keek ik naar de reisgenoten in hun witte kleding op The Sanctuary, een plek waar stenen blokken de plaats aangeven waar ooit een volledig bouwwerk stond dat waarschijnlijk deel uitmaakte van de stenen cirkel in Avebury. Waarschijnlijk. Niemand kent het echte verhaal om de simpele reden dat er geen enkele markering is achtergelaten. De Egyptenaren schreven in ongeveer dezelfde tijd hun geschiedenis op in hiërogliefen. Een schrift dat ze kregen van de god Toth. Jammer genoeg is Zuid-Engeland overgeslagen, geen hiëroglief, spijkerschrift of graffiti te bekennen.
In een mager zonnetje staarde ik naar het prachtige landschap dat zijn eigen taal sprak. Iemand las een tekst voor. Een ijle stem die in de stilte ruimte innam. Schrift, woorden, letters. Hoe kon ik die omzeilen om tot eigen ervaring te komen?
Niet bij West Kennet Long Barrow, een prehistorische begraafplaats waar de wapperende witte jurken neerstreken na de Sanctuary. Ik nestelde me bovenop de grafheuvel tussen de brommende vliegen en kwetterende vogeltjes. Onder me betraden de reisgenoten het graf. De zon scheen steeds krachtiger. De geur van gras dampte los van de grond. In de verte blafte een hond. Zo nu en dan ontsnapte een kreet uit de grafheuvel. Intens tevreden dommelde ik weg…
Stonehenge. De uitsmijter van de trip was ontroerend mooi. Overdag drentelden toeristen op afstand langs het bouwwerk. Nog niet eens zo lang geleden sliepen hippies en backpackers vrij en blij onder de grote stenen bij gebrek aan een Bed & Breakfast in de buurt. Nu werd voor en na openingstijd de afscheiding weggehaald voor degenen die met speciale tickets het heilige der heiligen mochten betreden. Wij behoorden tot die uitverkorenen.
Ik loste mijn belofte in aan Elsbeth om bij haar reiki-inwijding te zijn. Ze wilde die liever tussen de grote prehistorische stenen en niet op de Tor. Ik zag dat ik niet veel gemist had door mijn ogen dicht te houden bij mijn reiki-inwijding. Handbewegingen in de lucht boven het hoofd van Elsbeth bevestigde de initiatie.
Na die inwijding tikte Jolanda alweer snel tegen haar kleine klankschaaltje dat een nieuw ritueel aankondigde. In een reflex liep ik naar haar toe en halverwege realiseerde ik me dat ik echt niet mee wilde doen. Mijn spieren leken koorden die op knappen stonden. Ik probeerde te ontspannen, de dikke prop in mijn keel weg te slikken en liet me vallen bij een steen. Ik raakte de grond en als een snelkookpan onder te hoge druk, stoomde er een hete wolk van emoties los. Ik haatte de ceremonieën en de rituelen. Het gegoochel met mineralen, kruiden, wierook en kaarsen. Diepere esoterische kennis leek verder weg dan ooit op mijn zoektocht naar het hogere. Ik knapte ineens haast van de onzekerheid over mijn spirituele ervaringen, over de zin van die zoektocht, over mijn leven. Waar was ik mee bezig? Wat had het allemaal voor zin?
Ik gaf het op. Ergens barstte een vernislaagje in craquelé. Mijn ademhaling werd chaotisch. Tussen de miljoenen gedachten en beelden plopten flarden van zinnen op:
‘Laat je vader met rust.’
‘Schiet op, laat mijn hand los.’
‘Ga eens een fles jenever halen en doe de tas dicht!’
‘We bellen eerst de politie voor pappa, daarna komt Sinterklaas vast nog wel.’
‘Praat het maar uit met je moeder, ik heb geen zin om er tussen te zitten.’
‘Je hoeft niet meer te komen.’
Mijn vader. De man uit mijn jeugd, die in een emotioneel harnas leefde, vastgeroest door drank en het onvermogen om wederkerig te zijn, die ik wanhopig op een voetstuk bleef zetten. Ik had me jarenlang betiteld als een vaderskind. Waarom? De keiharde waarheid drong tot me door.
Geen lichamelijk of emotioneel contact. Afgewezen door de man die liefde of op z’n minst veiligheid en bescherming had moet geven, gruwde van een zoen, van een kind op schoot of aan zijn hand. Die zijn naam gaf aan het nakomertje; een stamhouder – wat moesten meiden ermee? – en verder zijn eigen gang ging. Ik bedelde om aandacht, zocht een vader, maar kreeg afwijzing op afwijzing, tot aan zijn dood toe. En de grote vader, het allesoverheersende mannelijk principe, had ik nog niet gevonden. Het deed zeer, tot op het bot…
De reisgenoten keken vreemd op toen ik huilend de stenenkring verliet en snotterend achter hen aan sjokte naar het busje, tussen twee reisgenoten in. Een kind zonder vader.
Het busje reed in de schemering naar onze volgende Bed & Breakfast. Geen wonder dat ik me afgesneden bleef voelen van mijn kosmische roots. De verbinding ernaartoe zat verstopt met oude emoties. Rommel van vroeger. Was ik hier grote schoonmaak aan het houden? Was dat mijn inwijding?
We stopten bij een kruispunt. Ik keek naar buiten. Wat was dat nou? Ik schrok toen ik zag wat er in de goot lag. Een dode mol…! Wat een synchroniciteit. Vreugde, verdriet, ongeloof, acceptatie, buitelden over elkaar heen! Zo boven, zo beneden, zo binnen zo buiten. Nan had gelijk! Ik was bezig geweest met mijn vader, de oude meneer Mol. De dode mol in de goot voelde als een stoffelijke bevestiging dat ik op het goede spoor zat. Bijna als een boodschap van hem! Opruimen die oude pijn! Ik was ingelogd op het grote kosmische netwerk, dat was natuurlijk wat Nan de Goddelijke Alkracht noemde.
De Bed & Breakfast waar we logeerden leidde af. Het bloementapijt en behang, de rol wc-papier in een roze gehaakt jasje op het toilet en foto’s van kinderen, van diploma-uitreikingen, vakanties en huwelijken. Hier woonden een trotse en liefhebbende vader en moeder.
Voor ik rustig ging slapen, rolde het leven van mijn vader in een zwart-wit film, hortend en stotend aan me voorbij. Ik had nooit iets anders van hem kunnen verwachten. Het was goed zo…
De grote grasheuvel, die de Tor wordt genoemd, voelde vertrouwd aan. Misschien sluimerde deze plek al in mijn ziel en leefde daar de herinnering op van vergane levens en zoektochten. Ik had gelezen dat de oorspronkelijke bedoeling van de grote grasheuvel verloren is gegaan. Zoals zoveel van de prehistorische hoogstandjes in het Zuid-Engelse landschap. Mythologische verklaringen zijn wel bewaard gebleven. Er zou een geheime weg zijn naar de onderwereld, waar volgens de mythologie alleen helden uit naar boven kunnen komen. De Tor zou verband hebben met het vroegere Avalon. De heilige graal zou erin verstopt zijn.
Een held die vanuit de onderwereld naar boven kon kruipen was de abt Richard Whiting die in 1539 opgehangen werd in de stenen toren op de Tor, na eerst uitgebreid te zijn gemarteld. Koning Hendrik VIII is de hoofdschuldige. De paus wilde Hendriks vierde huwelijk niet wettig verklaren en daarom richtte Hendrik de anglicaanse kerk op en bande de katholieke kerk uit. Met zichzelf aan het hoofd, zodat hij alle rijkdom van de bloeiende kerken kon roven. Die ging naar de schatkist en zijn getrouwen. Richard Whiting, abt van de Abbey in Glastonbury, de rijkste abdij van Engeland, bleef Rome trouw en is daarmee voorgoed in de geschiedenis van de Tor opgenomen.
De magische uitstraling van de Tor en zijn mysterieuze geschiedenis overspoelden het leed van de toenmalige botsende religies; het is een druppel in de geschiedenis.
De beloofde meditatieve tocht naar boven werd een aanslag op mijn knieën en uithoudingsvermogen. Mijn hart roffelde in een ongezond tempo, mijn knieën kraakten en kreunden. Snakkend naar adem bereikte ik de ingang van de vierkante stenen toren en stapte in de hasjlucht. Door de rook schemerde een psychedelisch tafereel heen. Een overjarige hippie zat verdwaasd voor zich uit te staren in de vierkante stenen toren. Een pover overblijfsel van de St. Michaels church, die hetzelfde lot onderging als de grote Abbey in Glastonbury: leeggeroofd en aan de tijd overgelaten.
Verderop blies iemand op een didgeridoo en een oudere man in een traditioneel Beiers pak, marcheerde rond en somde luidruchtig voor zijn echtgenote de bijzondere geschiedenis van de Tor op. De wapperende witten stonden op de punt van de heuvel de inwijding uit te voeren waar de trip om begonnen was. Ik zag hoe Joalanda in de lucht haar inwijdende handbewegingen maakte.
Mijn hartslag en ademhaling kalmeerden bij het zien van het landschap voor me; tot aan de horizon reikte het land waar ooit het mythische Avalon lag. Een eiland – net als zijn geschiedenis – in nevelen gehuld. Alleen bereikbaar als je wist hoe je de magische boot op moest roepen. Het eiland waar Koning Arthur herstelde van zijn verwondingen, opgelopen in de Slag bij Camlann, en waar zijn beroemde zwaard Excalibur werd gesmeed.
Ik werd er gelukkig van. Of kwam het omdat ik op een van de sterkste leylijnen van de aarde stond? Of door het bezoek aan Stonehenge en mijn ervaring daar of van Avebury eerder? Een ding was zeker, Zuid-Engeland had mijn ziel te pakken.
Mijn armen wijd, het leven omarmend in al zijn schoonheid en gekte. Het stoffelijke en het onstoffelijke; geloof en ongeloof.
Ik herinnerde me ergens gelezen te hebben dat de mens vanaf zijn ontstaan zijn omgeving, dus de natuur, naar zijn hand is gaan zetten. Toen dat niet lukte, is hij gaan bedelen. Geen gebedel meer voor mij! Ik bande ze ter plekke uit; de ceremoniën en rituelen. De goed bedoelde cursussen en workshops die beloofden dat je in een weekend kon leren luisteren naar je intuïtie, of waarin je opgeleid werd tot medium, astroloog, of aura-reader.
In gedachte hoorde ik Nan weer zeggen: Blijf niet hangen in dat paranormale gedoe en de randverschijnselen eromheen. Dat is leuk voor je ego, maar je moet door. Naar binnen toe, om te weten dat je eeuwig bent. Om te weten dat je nooit geboren en nooit gestorven bent, maar eeuwig bestaat. Verwerkelijk je onbewuste geest en dan kun je alles. Maar de wereld is daar nog niet rijp voor. De waarheid wil niemand horen, want je moet alles zelf doen. En niemand wil dat. In de Bhagavad Gita zoekt Arjuna naar zijn goddelijke principe en dan zegt Krishna: vecht en strijd. Maar Arjuna is moedeloos. Dan zegt Krishna: als jij vecht, help ik je. Maar je moet wel beginnen met orders te geven van je bovenbewuste naar je onderbewuste.
Ik was ernstig afgedwaald van mijn missie; de zoektocht naar God, naar het hogere! Maar nu… het voelde alsof het ingeblazen werd, in liefde en vertrouwen! Er kwam een nieuw pad aan. Ik sprong nog net niet als een dwaas daar bovenop de Tor rond. Het grote kosmische veld, daar moest ik verbinding mee zien te krijgen, daar lagen de antwoorden. En dat moest van binnenuit gebeuren, niet van buitenaf.
‘Het wordt wel erg koud.’ Elsbeth was naast me komen staan. Er stak een venijnige wind op en de zon ging nog niet onder. De rest van de groep maakte geen aanstalten om weer naar beneden gaan. Ze lagen dapper op de koude grond op de dalende zon te wachten.
Een warm bad, daar had ik zin in. En in een kop thee en om naar huis te gaan.
‘Kom, we lopen terug naar de Bed & Breakfast.’
Elsbeth aarzelde, keek even naar de groep, haakte toen haar arm in de mijne. Samen liepen we naar beneden.
Fool on the hill © Annet Mol
Beoordeling Anneke Blok
Een enkel hoofdstuk uit een boek beoordelen is altijd moeilijk. Soms kwamen verklaringen en beschrijvingen al in een vorig hoofdstuk aan de orde en dan is het dan moeilijk de context te begrijpen. Misschien overbodig, maar toch wil ik hier een paar dingen noemen. Er komen in dit hoofdstuk verschillende mensen voor.: Rob, Jolanda, Elsbeth, Jeff en nog een meisje. Ook al zijn deze personen al eerder geïntroduceerd dan nog verdiept het de tekst als er – al is het maar terloops – een respons van de hoofdpersoon volgt. Het reageren van de ik-figuur op Jolanda of Elsbeth zegt ook iets over de figuur Annet zelf. Geeft haar als het ware meer reliëf.
Mensen die dit boek lezen zijn niet alleen geïnteresseerd in de lotgevallen van Annet, maar ook in alle verschijningsvormen van de spirituele wereld. Graag had ik het verslag gelezen van de reiki-inwijding van Elsbeth of komt dat in een ander hoofdstuk.
Een gemiste kans is een indringende beschrijving van het ritueel bij Avebury. Dat zie ik heel filmisch voor me. Het uitvoerig beschrijven en met de ogen van de ik-figuur kijken naar de reacties van de andere deelnemers had de lezer nog beter kennis laten maken met de twijfelende deelneemster.
Dit boek is ook bestemd voor de geïnteresseerde lezer. Die wil denk ik nu net dat soort details lezen.
Een leraar Nederlands zou zeker bij een toets tekstverklaring de vraag stellen: verklaar uit de keuze van het T-shirt met Donald Duck de gemoedstoestand van de hoofdfiguur.
Daar stond zij tijdens de ceremonie met de eigenzinnige eend verborgen op haar rug. Dat zegt toch al genoeg. Het bewijst ook dat ieder detail niet zomaar willekeurig gekozen kan worden, alles heeft zijn functie, is belangrijk. Echt een goede vondst.
Het is ook typerend voor de hoofdpersoon dat zij juist aandacht schenkt aan de meeuw die naar zijn vrijheid vliegt.
Het is me niet duidelijk waarom de ik-figuur, die alle spirituele gedoe zat is, zonder aarzelen met Jolanda op reis gaat. Daar zou ik graag meer motivatie zien. Ze aanvaardt die reis heel dubbel. Enerzijds neemt ze niet de moeite passende kleding aan te schaffen, anderzijds heeft ze wel een buisje met zand uit Voorne.
Nog even een paar korte opmerkingen.
Klinkt bij de fantasie in de koningskamer Nubiër niet authentieker dan Soedanees?
Een ‘overjarige hippie’ en een uitdrukking als ‘de hoer en de madonna’ zijn wel erg cliché.
Bij Stonehenge kan ‘degene’ beter meervoud worden: degenen.
Ik heb mijn twijfels over voetnoten in niet wetenschappelijk werk. Zie je kans de nodige informatie in de tekst te verwerken?
De uitleg over de Russische natuurkundige zou ik weglaten. Je schrijft geen leer- maar een beleveningsboek en het voegt weinig toe aan de strekking van dit hoofdstuk.
De flash back over de vader is erg mooi. Daar ervaar ik echte emotie. In de verhouding met haar vader zie ik de sleutel voor haar gedreven zoektocht. Daarom mag naar mijn zeer persoonlijke mening de relatie met haar vader best wat meer aandacht krijgen. (Psychologie is mijn verklaring voor menselijk gedrag.)
Het doel van dit hoofdstuk, zoals beschreven in de synopsis, heeft de auteur zeker bereikt. Mooi langzaam wordt de ontwikkeling van ambivalent gelovige naar twijfelende tot een weten dat hier niet is wat zij zoekt opgebouwd. Heel helder wordt ook de opluchting en innerlijke vrede van de ik-figuur vertolkt. Het inzicht dat echt spiritueel leven niet van anderen, niet van buiten, maar uit haarzelf moet komen, bezegelt zij naar goed Engels gebruik met een kop thee. Mooi verstild einde.
Beoordeling Fiona Hack
Toen ik las dat dit fragment zou gaan over spiritualiteit dacht ik dat het stuk ‘zweverig’ zou zijn. Ik heb zelf ooit psycho-sociale begeleiding gestudeerd en was na zes jaar murw van de tingeltangel muziek, geboorteoefeningen (rebirthing) en gezond eten. Dit stuk is een humoristisch geschreven, herkenbaar verhaal over welke paden iemand bewandelt om te komen tot waar zij wil zijn. Het loslaten van oude sores is het moeilijkste wat er is. Het erachter komen wat die oude sores is, is soms nog moeilijker. Een mooi stuk. Ik ben benieuwd naar het hele manuscript. Ik vond wel een typefoutje en ergens een woordje vergeten, maar dat mag de pret niet drukken.