Als Martine de gang van de eerste verdieping van hotel Raphael doorloopt, vallen alle gesprekken bij het kantooreiland stil. De boekhouder staart ongemakkelijk naar de toppen van zijn schoenen, de assistent aankoop tuurt met half dichtgeknepen ogen naar het computerscherm. Enkel Sofie steekt haar hand op. Martine is het gewend. Sinds donderdag zeventien december, vijf over tien is niets meer wat het moet zijn. Ze trekt de deur van haar kantoor achter zich dicht en hangt haar trenchcoat aan de kapstok, een eenvoudig model op voet. Vier takken. Gekregen voor haar Moederdag vorig jaar. ‘Kijk ma’tje, een jassenboom. Leuk hé?’ Vanaf het canvas aan de muur kijkt Isabelle haar lachend aan. Voor altijd zesentwintig.
Martine gaat zitten, draait haar stoel naar het raam. Rotmist. Verraderlijk, net als vierenhalve maand geleden. Ze neemt de kasjmieren sjaal van de stoelleuning, houdt hem tegen haar wang, Amor Amor, Isabelle’s lievelingsgeur. Ze haalt diep adem, zet de computer aan. Sterk blijven. Geen tranen vandaag.
Tien minuten later vliegt de deur open. Verbaasd kijkt Martine op. ‘Nancy, wat kan ik voor je doen?’
‘Het is al zover.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Maaike natuurlijk. Tweede werkdag en ze was al te laat.’
‘Maaike…Maaike…’ De mist in Martines hoofd lijkt nog dikker dan die troep buiten.
‘Die puber van etage vier. Dat kind mét een kind.’
‘Laat haar straks wat langer blijven.’
‘Wat heeft dat nu voor zin? De kamers moeten kraaknet zijn voor vijftien uur.’ Nancy’s wangen kleuren bloedrood.
Martine klikt een document open, zoekt de planning van de vierde verdieping. ‘De kamers zijn niet eens allemaal bezet. Kan je me zeggen wat het probleem is?’ Ze kijkt Nancy vragend aan. Vriendelijk blijven, houdt ze zichzelf voor. Een uitbarsting kan ze missen als kiespijn.
‘Martine, de regels gelden voor iedereen.’
‘Kijk gewoon wat dringend is en laat …’
‘Weet je wat het is?’ onderbreekt Nancy haar abrupt. ‘Je hebt je favorietjes, Martine. Al jarenlang.’ Vol woede draait ze zich om en loopt naar de deur.
Met twee passen staat Martine naast haar. Rechte rug, kin omhoog. ‘Hoe bedoel je?’
‘Ik werk hier meer dan dertig jaar Martine, ik zie wat ik zie.’
‘Je doet wat je gevraagd wordt,’ vervolgt Martine met krachtige stem terwijl ze de deur opentrekt, ‘Je leert dat meisje wat je haar moet leren. Vriendelijk en hulpvaardig. Als je daar een probleem mee hebt, dan moeten we je functie opnieuw bekijken.’ Haar hart klopt in haar keel. Niemand moet haar de les lezen. ‘Begrepen, Nancy?’ Haar stem schalt door de gang.
Martines dag verloopt vlotter dan verwacht. Rond zeven uur zijn de meest dringende dossiers afgewerkt, en heeft ze zelfs een stukje achterstand ingehaald. De aanvaring met Nancy deed haar deugd. Voeten op de grond, teugels opnieuw stevig in handen. Ze zoekt het bestand met personeelsgegevens. Zeven nieuwe medewerkers sinds december. Ze zucht. Als laatste opent ze Maaikes dossier. Een pasfoto flatteert nooit, ook niet bij Maaike Vanderwee. Schuchtere blik, verlegen trekje rond de mond, twee blonde vlechten. Negentien jaar. Alleenstaand, moeder van Victor.
Trippelvoetjes halen haar uit haar gepeins. ‘Oma?’ Jordy huppelt naar binnen. Met zijn groene dinosauruskoffer en Piraat Flint, zijn trouwe zorgenvriend. Jochen sluit de deur.
Martines ogen lichten op. ‘Dag kleine schat, blijf je bij oma en opa Paul deze week?’ Vragend kijkt ze Jochen aan.
‘Kan het?’ vraagt Jochen. ‘Er is een collega ziek, ik heb de dagploeg met die van de nacht geruild.’
‘Tuurlijk, oma heeft niets liever.’ Ze neemt de kleine in haar armen, drukt een zoen op zijn voorhoofd. Hij lijkt op Isabelle. Blond, grote bruine ogen, wipneusje en lachkuiltjes. Pas vier jaar. Haar lieveling.
‘Braaf zijn bij oma, lieve schat.’ Jochen geeft Jordy een dikke zoen. Ook Martine krijgt een kus op haar wang. ‘Vrijdagavond kom ik hem ophalen.’
‘Voorzichtig!’ roept ze hem achterna. Ze zet de kleine op haar bureau, en sluit haar computer af. ‘Kom, het is al laat, we gaan naar huis. Wat wil je eten? Spaghetti?’
De kleuter schaterlacht. ‘Spajetti lekkerrrr…’
Na het avondeten draagt Martine Jordy naar zijn kamer. Isabelle’s kamer. Enkel de schommelstoel en een verkleurde poster van de Spice Girls, herinneren aan die tijd. Nu is ze gevuld met dino’s, knuffels en voorleesboekjes. Niet makkelijk. Maar alles went uiteindelijk. Zegt men. Jordy huilt, schopt en tiert. Hij wil een kus van zijn mama. Martine gaat zitten, drukt hem dicht tegen zich aan, fluistert hem lieve woordjes toe.
Snikkend wijst hij naar de roze dino boven zijn bedje. ‘Zoekt hij ook zijn mama?’
‘Ja, lieve schat.’
‘Komt ze ook niet terug?’
‘Nee, nooit meer. Maar weet je?’ Grote kinderogen kijken haar aan. ‘Dino ziet zijn mama niet, maar zijn mama ziet Dino wél. Iedere avond opnieuw als de sterretjes aan de hemel komen.’
‘Mijn mama ook?’
‘Jouw mama ook.’
Het schommelen maakt hem rustig. Zijn ogen vallen dicht. Ze legt hem in bed, dekt hem toe. Piraat Flint mag mee onder het dekbed. Op haar tenen loopt ze de kamer uit. De deur laat ze open. Uit de woonkamer komt het geluid van de televisie. De kabouterdans. Paul ligt onderuitgezakt in de stoel, voeten op de salontafel, armen gekruist voor zijn borst. Op het televisiescherm stampt kabouter Plop met zijn voeten op de grond.
‘Kan het wat zachter? Hij slaapt. Eindelijk.’
Paul reageert niet.
Martine loopt door naar de keuken. De tafel is niet afgeruimd, spaghettislierten kleven aan het aanrecht, op de kast een vingertekening van tomatensaus. Ze keert op haar passen terug, gaat pal voor de tv staan. ‘Zo kan het niet verder, Paul.’ Kordaat zet ze het toestel uit, ploft naast hem neer. ‘Nu moet je eens goed naar me luisteren, schat. Het wordt tijd dat we ons herpakken.’
‘Wat hebben we nu?’ Hij haalt zijn voeten van de tafel en wil opstaan.
Ze trekt hem terug. ‘Blijf zitten en luister. Alsjeblieft.’
Hij kijkt haar smalend aan. ‘Waarom? Zodat ik vergeet dat mijn dochter onder de grond ligt?’
Martine krijgt het koud. ‘Het was ook mijn dochter Paul.’
‘Ach vrouwmens, je begrijpt er geen snars van.’
‘We moeten vooruit schat. Voor ons. Voor het hotel.’
‘Meen je dat nu?’
‘De zaak draait vierkant Paul. Complete chaos. Daar wordt niemand beter van. Wij niet. Onze medewerkers ook niet. Wil je weten hoeveel extra werkkrachten de personeelsdienst heeft aangenomen sinds Isa…sinds ik niet meer dagelijks op kantoor ben? Zeven! We verliezen de grip schat.’
‘Het hotel kan me geen reet schelen Martine. Zonder Isabelle…. Ik ben… was haar vader. Ik moest haar beschermen. Niet laten verongelukken.’
‘Dat heb je niet gedaan.’
‘Ah nee? Het kerstfeest was mijn idee. Mijn verantwoordelijkheid. Ik had naar de drankcentrale moeten rijden.’
‘Zulke gedachten hebben geen zin. Denk je dat ik het mezelf ook niet verwijt? Isabelle dreef altijd haar wil door, dat weet jij evengoed als ik. Schat, we moeten het loslaten. Voor Jordy.’
‘Jordy. Hoe kan ik mijn kleinkind in de ogen kijken? Kom ventje – kom naar je sterke opa – die niet eens kon verhinderen dat een gehaaste zot je moeder doodreed.’
‘Toch zullen we moeten, en vlug. Hij heeft nachtmerries, plast in zijn bed en heeft driftbuien. Allemaal symptomen die wijzen op uitgesteld rouwgedrag. Een kind kan pas beginnen te rouwen als de omgeving zich stabiliseert.’
‘Ach, en dat staat allemaal in je Libelle?’
‘Nee. Gebeld met Kind en Gezin. Paul, alsjeblieft, herpak je. Voor Jordy, voor Jochen, voor Isabelle, en voor mij.’ Uit de kamer van Jordy komt gehuil. Martine springt op. ‘Ik ga naar de kleine, doe jij de keuken. Geen vraag, een bevel.’
Even later zit ze opnieuw naast het bedje. ‘Er was eens …’ Jordy kalmeert, valt opnieuw in slaap. Als Martine in de woonkamer komt, is die leeg. Ze loopt de gang in. De slaapkamerdeur is dicht. Kwart voor negen. Hij kan de pot op. Ze bindt haar schort voor, laat water in de gootsteen lopen. Ze schrobt, ze dweilt. Mama I love you, mama I care. Even huivert Martine bij het horen van haar eigen stem. Herinneringen. Parfum voor de ziel.
De volgende morgen valt de regen met bakken uit de lucht. Het eerste wat Martine ziet als ze de Strandlaan komt ingereden, is een verroeste fiets met kinderzitje, vastgemaakt aan een lantaarnpaal. Van Maaike. Zonder twijfel.
In een opwelling besluit ze de trap te nemen. Bij de deur van de begane grond aarzelt ze even. Veel te lang geleden dat ze in de lobby kwam. Uitstel-afstel. Ze stapt de inkomhal door. Mooi, iedereen is aanwezig. Even later loopt ze de trappen op, zwiert de deur open. Bij het kantooreiland blijft ze staan. ‘Goedemorgen Sofie.’
‘Goedemorgen Martine. Wat een regen hè.’
‘Inderdaad. Ah, dat doet me eraan denken, er staat buiten een fiets tegen een lantaarnpaal. Van het nieuwe kamermeisje, denk ik. Heb je haar verteld over de afgesloten fietsruimte in de garage?’
‘Ik denk het wel. Bel ik haar even?’
‘Laat maar. Ik was daarnet in de lobby. Ik probeer vandaag ook de andere verdiepingen even door te lopen. Ik zal het haar zelf zeggen.’
Martine gaat haar kantoor binnen, hangt haar regenjas aan de bamboeboom.
‘Martine?’ Sofie staat in het deurgat. ‘Problemen in de linnenkamer, alles loopt onder water.’
‘Bel de brandweer, vlug!’ Nog geen drie minuten later is ze aan het sleuren met linnenmanden.
Als Martine die avond de deur van haar appartement openduwt, is het stil in huis. Veel te stil. Ze stapt de keuken binnen, blijft verbaasd staan. Moedeloos laat ze haar boodschappentas vallen. Vol ongeloof kijkt ze rond. Er lijkt net een bom te zijn gevallen op de keuken. De kasten zitten onder de choco, tientallen Nutella-voetstapjes laten een afdruk na op de vloer. ‘Verdomme. Jordy?’
De kleine, die op zijn knietjes achter een openstaande kast zit, staat verschrikt op. Zijn vingertjes en gezicht onder de bruine smurrie, zijn trui vol vlekken.
‘Dat is niet flink Jordy. Oma heeft gisteren pas alles schoongemaakt!’ Ze neemt een keukenhanddoek, wrijft zijn gezicht en vingers schoon. Daarna stopt ze hem een Plopkoek toe. ‘Hier blijven, ik kijk even waar opa is.’
Paul ligt in de stoel. Alweer. Ze port hem wakker. ‘Het zit me tot hier. Ik ben weg.’
Paul gromt.
‘Stik maar in je zetel.’ Grimmig loopt ze naar de slaapkamerkast, grabbelt een nachtjapon, ondergoed en sokken uit een la. Uit de hangkast haalt ze een jeans en bloes. Vlug stopt ze alles in een weekendtas.
‘Oma weg?’ Jordy is haar gevolgd.
Ze tilt hem op. ‘Oma heeft een verrassing voor je. We slapen vanavond in jouw huis, leuk hé? Doe alvast je jas aan.’
Jordy slaat zijn armpjes om haar been. ‘Ik wil de dinokamer.’ Zijn onderste lip trilt, tranen bengelen aan zijn kin. Met zijn mouw veegt hij een snottebel weg.
Martine haalt diep adem. Rust, stabiliteit en structuur. Ze hoort het zichzelf nog zeggen. Tijd om zich te herpakken. ‘Wat zegt oma nu? Tuurlijk slaap je in de dinokamer.’ Ze drukt hem dicht tegen zich aan. ‘Kom, je lijkt wel een chocodino. In bad, pyjama aan en boterhammetjes eten.’
Donderdag is marktdag. Martine koopt bloemen aan de kraam op de hoek van het Wapenplein. Een boeket voor de vele foto’s op de kantoorkast, viooltjes voor het graf. Zoals iedere donderdag haast ze zich naar het kerkhof. Precies om vijf over tien neemt ze de winterplantjes weg, en plant de frêle viooltjes. Dan herschikt ze Jordy’s tekeningen. Sterren. Veel sterren. ‘Hij tekent graag, meisje.’ Antwoord komt er niet. Nooit meer.
Net voor de middag stapt ze haar kantoor binnen. Ze loopt naar het raam. Kleine, witte schuimkopjes breken op het harde zand. Gebroken toekomst, verloren verleden.
Rond kwart voor drie gaat haar telefoon. ‘Ja?’
‘Martine, heb je die mail gezien met de aanvraag van Maaike Vanderwee? Mag die goedgekeurd worden?’
‘Ogenblikje.’ Martine opent het bericht van de personeelsdienst.
‘Maaike vraagt om een voorschot.’
‘Ze is pas in dienst.’
‘Inderdaad.’
‘Ik ga even met haar praten,’ antwoordt Martine na een korte stilte. ‘Ik laat je iets weten.’
Nog geen drie minuten later staat ze voor de glazen schuifdeur van de vierde verdieping. De gang lijkt een slagveld. Een overvolle linnenmand, de schoonmaakkar, vuilniszakken en lege flessen. Drie kamerdeuren staan nog wijd open.
‘Goedemiddag,’ Martine blijft staan. ‘Problemen?’
‘Drie kwartier achterstand.’ Met grote passen loopt Nancy de gang door, sleept de stofzuiger achter zich aan.
‘Maaike?’ Martine steekt haar hand uit. ‘Ik ben Martine Moeyaert.’ Even aarzelt ze, wikt haar woorden. ‘Door omstandigheden hebben we elkaar nog niet ontmoet.’
Het meisje friemelt aan haar schort. ‘Dag mevrouw.’
‘Lukt het een beetje?’ Martine kijkt haar onderzoekend aan. Vaal gezicht, ingevallen wangen.
‘Ik doe mijn best, mevrouw.’
‘Het moet allemaal vlugger,’ bemoeit Nancy zich ermee. ‘Ze is traag, veel te traag.’
Martine blijft kalm. ‘Je legt alles goed uit en helpt waar nodig?’
‘Tuurlijk.’ Nancy rolt met haar ogen. ‘Maar ondertussen zeurt de incheckbalie de oren van mijn kop.’
‘Maaike, probeer je tempo wat op te drijven. Dan komt alles goed,’ negeert Martine de opmerking. ‘Wat ik nog wou zeggen: in de garage is er een afgesloten fietshok. Je kunt je fiets daar zetten. Goed?’ Ze haast zich verder naar haar kantoor, belt de personeelsdienst. ‘Met Martine. Het voorschot mag uitbetaald worden. En bestel een nieuw uniform voor haar. Wat ze draagt is minstens drie maten te groot.’
Een uurtje later houdt ze het voor gezien. Ze sluit haar computer af en trekt de deur achter zich dicht.
Even voor vijf schuift ze aan bij de kassa van Delhaize. Een onrustige baby vooraan in de rij naast haar maakt veel rumoer. Hij draagt een blauw baseballvestje, jeansbroekje en sneakers, knabbelt op een grote fopspeen – mama is de liefste. Het kind ziet er koortsig uit. Zou in bed moeten liggen. Martines blik glijdt naar de moeder. Maaike. Ze legt net de boodschappen op de kassaband. Nutrilon groeimelk, een toastbrood en smeerkaas. Martine kijkt naar haar eigen volgeladen kar, slikt een brok schaamte weg.
In plaats van rechtstreeks naar huis te rijden, slaat ze de Dorpstraat in, naar het strand. Net als ze wil parkeren, ziet ze Maaike weer. Met haar kleine op de arm, het plastic zakje met boodschappen aan het stuur van haar fiets. Ze plaatst het verroeste wrak tegen een gevel, stapt een huis binnen. Afgebladderd houtwerk, een gebroken ruit, oude lakens als gordijnen, een ruwhouten plank met een hangslot waar een voordeur zou moeten zitten. Het schaamtegevoel knijpt nu echt haar keel dicht, sleept woede achter zich aan. Verdomme. Het ene kind krijgt de kans niet om het leven af te maken. Het andere kan het niet opstarten. Klotewereld.
Een kwartiertje later zeult ze haar boodschappentassen naar binnen. Uit de keuken klinkt gekletter van borden en bestek, de geur van soep komt haar tegemoet. Ze haalt opgelucht adem. Paul heeft een goede dag.
‘Kijk oma, opa heeft dinosauruskoeken gekocht.’ Jordy huppelt haar tegemoet.
‘Njam njam. Stop er maar al één in je rugzakje voor morgenochtend.’ Martine stapt de keuken binnen, de kleine dartelt de gang door.
‘Hallo, hoe was je dag?’ Paul neemt de boodschappen van haar over.
‘Druk. Zoals gewoonlijk.’ Ze schuift de kinderstoel achteruit. ‘Kom Jordy, eten. Tomatensoep.’
De kleine stormt de keuken binnen. ‘Ik wil véééél balletjes.’
Na het avondeten kijkt Paul met Jordy naar Fin & Flo. Daarna stopt hij hem in bed.
‘Dat ging vlot.’ Martine, in kamerjas, gaat naast hem in de stoel zitten. ‘Schat, dat krot aan het begin van de Dorpstraat… weet je wat ik bedoel?’’
Paul knikt. ‘Wat is ermee?’
‘Eén van de kamermeisjes woont er. Heb ik daarstraks toevallig ontdekt.’
Paul schenkt voor hen beiden een glas wijn in, zapt van het ene net naar het andere.
‘Ze heeft een baby van tien maanden oud. Die kleine kan daar toch niet blijven?’
‘Jouw zorg niet. Daar zijn instanties voor.’ Onverstoord zapt hij verder.
‘Dat zal wel, maar…’
‘Laat haar contact nemen met het OCMW. We hebben andere zorgen. Of niet?’
‘Typisch…’ Net op tijd slikt ze haar bitsige antwoord in. Nu niet zijn dag verpesten. ‘Je hebt gelijk. Weet je wat?’ Ze schuift dichterbij. ‘Laten we morgenavond met Jordy naar de Meifoor gaan. Wat denk je?’
Paul kijkt haar lang aan. Dan slaat hij zijn arm om haar schouders.
Martine schuift dichterbij. ‘Ik mis je Paul.’
‘Ik ben er toch.’ Zachtjes kust hij haar wang.
‘We leven naast elkaar schat. Die klootzak nam ons veel meer af dan enkel ons meisje.’
Paul legt zijn hand op haar dij.
‘Je kust me nooit meer als ik naar het werk vertrek. Wanneer was de laatste keer dat je me knuffelde?’ Martine pakt de afstandsbediening, duwt het rode knopje in en vlijt zich tegen Paul aan. ‘Ik heb je nodig schat. Ik mis je lichaam. De seks.’ Even voelt ze hoe Paul verkrampt. Dan buigt hij zich voorover, opent haar peignoir. Zijn mond zoekt haar tepel, zijn hand duwt haar dijen iets uiteen.
‘Zo?’ Hij staat op, neemt haar hand. Samen stappen ze de slaapkamer binnen.
Nog geen tien minuten later rolt hij stuntelig van haar af. Lege ogen kijken haar aan.
Zicht op zee (deel 1) @ Chantal Pauwels